ECLI:NL:RVS:2013:CA2831

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201303088/3/R4 en 201303088/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingsplan 'De Contreie, herziening I (2012)' niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Raad van State op 5 juni 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout, dat op 22 januari 2013 het bestemmingsplan 'De Contreie, herziening I (2012)' heeft vastgesteld. Appellant, wonend te Oosterhout, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2013, waar appellant en de raad, vertegenwoordigd door P.C.H. van der Made, aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen toestemming gegeven om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

De voorzitter overweegt dat nader onderzoek niet nodig is voor de beoordeling van de zaak. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan beroep slechts worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpplan. Appellant heeft geen zienswijze ingediend en kan niet worden vrijgesteld van deze verplichting, ook niet vanwege persoonlijke omstandigheden zoals de ziekte van zijn zoon. De termijn voor het indienen van zienswijzen was van 25 oktober 2012 tot en met 5 december 2012, en appellant was op de hoogte van de terinzagelegging van het besluit.

De voorzitter concludeert dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, omdat hij niet tijdig een zienswijze heeft ingediend. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is als volgt: het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 juni 2013.

Uitspraak

201303088/3/R4 en 201303088/2/R4.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen onder meer:
[appellant], wonend te Oosterhout,
appellant,
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Contreie, herziening I (2012)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door P.C.H. van der Made, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Ingevolge artikel 3.12 in samenhang met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) geeft de raad voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen en de terinzagelegging tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld.
[appellant], heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant] gestelde omstandigheid dat hij niet in staat was zienswijzen in te dienen door de ziekte van zijn zoon van 1,5 jaar, omdat deze vanaf 22 januari 2013 gedurende vier weken is opgenomen in een kliniek, reeds omdat de termijn voor het indienen van zienswijzen daaraan voorafgaand van 25 oktober 2012 tot en met 5 december 2012 liep. Ook is geen rechtvaardiging gelegen in de omstandigheid dat zijn zoon de drie maanden voorafgaand aan de opname meerdere aanvallen per week heeft gehad. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van verzoeker, indien hij zelf niet in staat is zijn belangen te behartigen, om zorg te dragen voor de behartiging van zijn belangen door anderen.
In het betoog van [appellant] dat hij geen zienswijze heeft ingediend omdat hij het ontwerpplan niet kon vinden op de website van de gemeente nadat hij in het huis-aan-huisblad kennis had genomen van de terinzagelegging van het besluit is evenmin een rechtvaardiging gelegen voor het niet indienen van een zienswijze. [appellant] had, nu hij wel op de hoogte was van de terinzagelegging, bij de raad kunnen informeren naar de vindplaats van het ontwerpplan op de website.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
271-725.