ECLI:NL:RVS:2013:CA2833

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201203463/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J.E. Engelhart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen. Dit besluit, genomen op 10 maart 2012, bevatte tevens de bepaling dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk diende te verlaten en dat er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 27 maart 2012 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de minister vernietigde, voor zover het de terugkeerverplichting en het inreisverbod betrof.

De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die de minister vertegenwoordigt, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting heeft de vreemdeling geklaagd dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op zijn beroepsgrond over de strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod. De Raad van State overweegt dat de voorzieningenrechter het inreisverbod heeft vernietigd, waardoor de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.

De Raad van State heeft het hoger beroep vervolgens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen, omdat de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep. De beslissing is op 3 juni 2013 openbaar uitgesproken door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. H.G. Lubberdink als lid van de enkelvoudige kamer en mr. J.E. Engelhart als ambtenaar van staat.

Uitspraak

201203463/1/V4.
Datum uitspraak: 3 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 27 maart 2012 in zaak nrs. 12/8299 en 12/8297 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen, bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk dient te verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover in het kader van de terugkeerverplichting is bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk dient te verlaten en voor zover het het uitgevaardigde inreisverbod betreft. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorganger.
2. De vreemdeling klaagt in zijn enige grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet is ingegaan op de beroepsgrond over strafbaarstelling van overtreding van het inreisverbod.
De voorzieningenrechter heeft echter het door de staatssecretaris bij besluit van 10 maart 2012 tegen de vreemdeling uitgevaardigde inreisverbod vernietigd. De vreemdeling heeft derhalve geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2013
307-643.