ECLI:NL:RVS:2013:CA2880

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208349/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Baaiduinen, Kinnum en Kaard vastgesteld door de raad van de gemeente Terschelling

Op 12 juni 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Baaiduinen, Kinnum en Kaard" dat op 29 mei 2012 door de raad van de gemeente Terschelling is vastgesteld. De appellant, wonend te Baaiduinen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij meent dat het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen" voor zijn perceel dient te worden verruimd met 10 meter in zuidelijke richting. Dit zou hem in staat stellen zijn bijgebouw te vergroten en op eigen erf te parkeren. De appellant stelt dat de raad een verouderde inventarisatie heeft gebruikt en dat de actuele situatie niet correct is weergegeven in het bestemmingsplan. Hij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat andere percelen in de omgeving wel een ruimere bestemming hebben gekregen.

De raad van de gemeente Terschelling heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de bestemmingsvlakken zoveel mogelijk in overeenstemming zijn gebracht met bestaande erfafscheidingen en dat het behoud van open ruimtes tussen de dorpen Kaard, Baaiduinen en Kinnum prioriteit heeft. De raad heeft de bezwaren van de appellant afgewezen en stelt dat de huidige bestemming voldoende ruimte biedt voor het gebruik van het perceel.

De Afdeling heeft de zaak op 21 mei 2013 ter zitting behandeld. Na het horen van de argumenten van beide partijen, heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het bestemmingsvlak niet te verruimen. De Afdeling concludeert dat de raad zijn beleidsvrijheid niet heeft overschreden en dat de vastgestelde planbegrenzing in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201208349/1/R4.
Datum uitspraak: 12 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Baaiduinen, gemeente Terschelling,
en
de raad van de gemeente Terschelling,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Baaiduinen, Kinnum en Kaard" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2013, waar [appellant], bijgestaan door drs. E. Haaksman, en de raad, vertegenwoordigd door H.T. Smit, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een plan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] betoogt dat het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen" voor zijn perceel [locatie] te Baaiduinen dient te worden verruimd met 10 m in zuidelijke richting, zodat hij zijn thans aanwezige bijgebouw kan vergroten. Bovendien brengt voornoemde verruiming volgens hem het bijkomend voordeel met zich dat op eigen erf kan worden geparkeerd. [appellant] voert aan dat de raad een oude inventarisatie van de situatie ter plaatse aan het plan ten grondslag heeft gelegd en daarmee de actuele situatie niet als zodanig heeft bestemd. Hij doet in dit verband een beroep op het gelijkheidsbeginsel gezien de in het plan opgenomen ruimere bestemmingsvlakken van de bestemming "Wonen" op de percelen Baaiduinen 4a, 4b en 6 te Baaiduinen.
[appellant] betoogt voorts dat, nu onduidelijk is wat bedoeld wordt met het begrip ‘open ruimte’, de raad dit begrip niet ten grondslag kan leggen aan zijn motivering om voornoemde verruiming van het bestemmingsvlak "Wonen" niet in het plan op te nemen. Van een zorgvuldige afweging is volgens [appellant] geen sprake, hetgeen in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
2.1. De raad stelt dat de bestemmingsvlakken van de bestemming "Wonen" zoveel mogelijk in overeenstemming zijn gebracht met de bestaande erfafscheidingen, zoals ook bij de percelen Baaiduinen 4a, 4b en 6 is gebeurd, waarbij het bestemmingsvlak voor het perceel Baaiduinen 14 in het plan is uitgebreid tot een diepte van 50 m.
De raad stelt voorts dat bij het plan als uitgangspunt is gehanteerd dat de open ruimtes tussen de dorpen Kaard, Baaiduinen en Kinnum worden behouden. Aangezien het perceel van [appellant] direct is gelegen aan een ontsluitingsweg acht de raad het onwenselijk het bestemmingsvlak "Wonen" verder te verruimen, nu daarmee het directe visuele effect van de open ruimte tussen de dorpen Baaiduinen en Kinnum wordt verkleind. Voorts zou hiermee afbreuk worden gedaan aan het woongenot van de bewoners van het naastgelegen perceel Baaiduinen 12. Volgens de raad kan een eventuele uitbreiding van het desbetreffende bijgebouw ook in oostelijke of noordelijke richting plaatsvinden en is het bestemmingsvlak reeds groot genoeg om te kunnen parkeren op eigen erf.
2.2. De Afdeling vat het beroep op als zijnde gericht tegen de planbegrenzing, nu de grens van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen" gelijk is aan de grens van het plangebied. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht.
In de plantoelichting staat dat waar het gaat om ruimtelijk-landschappelijke uitgangspunten, het plan primair conserverend van aard is. In landschappelijk opzicht is daarbij het uitgangspunt dat de open ruimtes tussen de dorpen Kaard, Baaiduinen en Kinnum worden behouden, aldus staat in de plantoelichting. De raad heeft ter zitting toegelicht het huidige gebruik van het perceel van [appellant] en de specifieke ligging daarvan ten opzichte van de open ruimte tussen Baaiduinen en Kinnum en naast een ontsluitingsweg in aanmerking te hebben genomen bij het bepalen van de grootte van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen". De raad heeft voorts in aanmerking genomen dat, zoals ter zitting niet is weersproken, [appellant] een gedeelte van zijn perceel gelegen achter Baaiduinen 12 wenst te gebruiken overeenkomstig de bestemming "Wonen", hetgeen zou leiden tot visuele hinder voor de bewoners van Baaiduinen 12. De Afdeling acht deze afweging niet onredelijk. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang van het tegengaan van verdere verstening van de open ruimte tussen Baaiduinen en Kinnum dan aan het belang dat [appellant] heeft bij de mogelijkheid zijn bijgebouw in zuidelijke richting te vergroten door het verruimen van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen".
De raad is bij de vaststelling van het plan voor de percelen Baaiduinen 4a, 4b en 6, evenals voor het perceel van [appellant], uitgegaan van het bestaande legale gebruik ter plaatse. De raad heeft daarbij ter zitting toegelicht dat de door [appellant] bedoelde gedeelten van de percelen Baaiduinen 4a, 4b en 6 onder het vorige planologische regime in gebruik zijn genomen als erf en daarom zijn bestemd als "Wonen". Deze situatie doet zich ten aanzien van het perceel van [appellant] niet voor. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
3. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de Nota zienswijzen van maart 2012 is ingegaan op deze zienswijze.
[appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013
472-690.