201210989/1/R4.
Datum uitspraak: 12 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Hazerswoude-Dorp,
gemeente Rijnwoude,
appellanten,
de raad van de gemeente Rijnwoude,
verweerder.
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "International Trade Centre (ITC) 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door W.P. Kaandorp, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan bevat een actuele juridisch-planologische regeling voor het International Trade Centre-terrein (hierna: het ITC-terrein) ten zuidoosten van Rijnwoude.
3. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de bestemming "Bedrijf-Sierteelt" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - koikarperkwekerij", voor zover betrekking hebbend op de gronden gelegen achter het perceel Belgiëlaan 1f te Hazerswoude-Dorp, waarmee wordt voorzien in uitbreiding van koikwekerij Edo Koi. Volgens hen past deze specifieke aanduiding niet bij de aan de desbetreffende gronden toegekende algemene bestemming en worden door het plan in zoverre gronden onttrokken aan de sierteelt, terwijl deze gronden zijn gelegen binnen de greenport Boskoop. Voorts betogen [appellant] en anderen dat de desbetreffende aanduiding niet passend is, omdat volgens hen ter plaatse geen koikwekerij is gevestigd, maar detailhandel in vissen plaatsvindt.
3.1. De raad stelt dat vestiging dan wel voortzetting van een volwaardig sierteeltbedrijf ter plaatse niet haalbaar is, omdat het perceel daarvoor te klein is. Uitbreiding van de bestaande vestiging van een koikwekerij acht de raad op de desbetreffende gronden ruimtelijk aanvaardbaar. Volgens de raad kan het etaleren van bonsaibomen, als onderdeel van de Japanse tuininrichting ter plaatse, als sierteelt gerelateerd worden aangemerkt. In het vorige plan "Landelijk Gebied" was aan de desbetreffende gronden de uit te werken bestemming "Sierteeltcentrum (US)" toegekend. Een uitwerkingsplan, waarin kon worden voorzien in maximaal 25% bebouwing, is nooit vastgesteld. In het onderhavige plan heeft de raad aangesloten bij de bebouwingsmogelijkheden die het vorige plan "Landelijk Gebied" in een uitwerkingsplan voor de desbetreffende gronden mogelijk maakte. Volgens de raad is de planregeling zodanig opgesteld dat sierteelt - na bedrijfsbeëindiging - mogelijk blijft.
3.2. Aan de bestreden gronden is onder meer de bestemming "Bedrijf-Sierteelt" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - koikarperkwekerij" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Bedrijf-Sierteelt" aangewezen gronden bestemd voor het uitoefenen van sierteeltondersteunende bedrijven en sierteeltbedrijven zoals genoemd onder de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - koikarperkwekerij" een koikarperkwekerij.
Ingevolge artikel 1, onder 44, wordt verstaan onder sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen.
3.3. De raad wenst de mogelijkheid te behouden dat de desbetreffende gronden in de toekomst weer voor sierteelt kunnen worden gebruikt en heeft daarom, in overeenstemming met de aan de bestaande locatie van de koikwekerij toegekende bestemming, de bestemming "Bedrijf-Sierteelt" aan deze gronden toegekend. De Afdeling acht de door de raad gemaakte afweging om aan de desbetreffende gronden een algemene bestemming en een specifieke aanduiding toe te kennen, en de onderbouwing daarvan, niet onredelijk. Nu ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder f, van de planregels met de toegekende bestemming, na eventuele beëindiging van de koikwekerij, ter plaatse sierteelt mogelijk blijft, bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat als gevolg van het plan in zoverre gronden worden onttrokken aan de sierteelt. In de plantoelichting en ter zitting zijn de bestaande en beoogde bedrijfsactiviteiten van Edo Koi toegelicht. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat thans geen koikwekerij wordt geëxploiteerd, zodat de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de aanduiding niet passend is voor de ter plaatse beoogde activiteiten.
4. [appellant] en anderen betogen voorts dat de in het plan voorziene uitbreiding van de koikwekerij zal leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij vrezen in dit verband geluidoverlast. Voorts wijzen zij erop dat het plan in zoverre zal leiden tot verlies van uitzicht, mede gelet op de binnen de aanduiding "parkeerterrein" voorziene parkeerplaatsen. Volgens [appellant] en anderen had moeten worden voorzien in parkeerplaatsen bij de entree van de huidige locatie van de koikwekerij op het perceel Belgiëlaan 1f. In het plan wordt volgens hen ten onrechte het bestaande parkeerprobleem verschoven naar de beoogde uitbreidingslocatie van de koikwekerij, terwijl daar juist de beoogde bedrijfsactiviteiten zouden moeten plaatsvinden.
4.1. [appellant] en anderen bewonen bedrijfswoningen op het ITC-terrein. De raad stelt dat enige aantasting van het woon- en leefklimaat inherent is aan het wonen op een bedrijventerrein en dat het plan in zoverre niet leidt tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen. De raad wijst erop dat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen wordt voldaan aan de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen richtafstand van 10 meter voor geluid, nu de kortste afstand tussen de grens van het beoogde uitbreidingsperceel van de koikwekerij en de achtergevels van de woningen van [appellant] en anderen 18 meter bedraagt. Voorts dient volgens de raad voor de bedrijfsactiviteiten ter plaatse een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer te worden gedaan en kan aan de van toepassing zijnde voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer worden voldaan. Ingevolge artikel 15 van de planregels dient een beplantingszone te worden aangelegd als afscheiding tussen de woningen van [appellant] en anderen en het beoogde uitbreidingsperceel van de koikwekerij. De raad stelt verder dat het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de in het plan voorziene ontwikkeling wordt gerealiseerd op eigen terrein van de koikwekerij en hiertoe in het plan de aanduiding "parkeerterrein" is opgenomen.
4.2. Aan de bestreden gronden zijn onder meer de aanduidingen "parkeerterrein" en "overig-beplantingszone" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder g, van de planregels, voor zover hier van belang, is ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" een parkeerterrein toegestaan.
Ingevolge lid 4.2, onder 4.2.2, aanhef en onder e, voor zover hier van belang, mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - koikarperkwekerij" bebouwing alleen worden opgericht binnen het bouwvlak.
Onder f is, voor zover hier van belang, bepaald dat ter plaatse van het maatvoeringssymbool "maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" de maximale bouwhoogte 5 meter en het maximale bebouwingspercentage 25% is.
Ingevolge lid 4.5 dienen ter plaatse van de specifieke functieaanduiding "parkeerterrein" in totaal 25 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
Ingevolge artikel 15, lid 15.1, gelden ter plaatse van de aanduiding "overig-beplantingszone" de volgende aanvullende bepalingen:
a. de beplantingszone moet voor 31 december 2013 worden aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens in stand te worden gehouden;
b. onder het beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan het beplantingsplan Edo Koi, Belgiëlaan 1f, gedateerd maart 2012.
4.3. De raad heeft bij de vaststelling van het plan aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. De met het plan beoogde uitbreiding van de koikwekerij valt onder milieucategorie 2, waarvoor volgens de VNG-brochure een richtafstand van 30 meter voor geluid geldt. Voor bedrijfswoningen kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd, waardoor in dit geval de richtafstand 10 meter bedraagt. De kortste afstand tussen de grens van het beoogde uitbreidingsperceel van de koikwekerij en de achtergevels van de woningen van [appellant] en anderen bedraagt blijkens de verbeelding 18 meter, waardoor aan de richtafstand uit de VNG-brochure wordt voldaan. [appellant] en anderen hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat met inachtneming van voornoemde richtafstand, wat betreft het aspect geluid, geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woningen kan worden gewaarborgd.
Gelet op de bebouwingsmogelijkheden die het plan ter plaatse biedt en op de beplantingszone die ingevolge artikel 15, lid 15.1, van de planregels binnen de aanduiding "overig-beplantingszone" tussen het uitbreidingsperceel en de woningen van [appellant] en anderen moet worden aangelegd, bestaat in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht van [appellant] en anderen zal leiden.
De raad heeft het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de in het plan voorziene ontwikkeling bepaald aan de hand van de parkeernormen van het CROW. [appellant] en anderen hebben het aantal benodigde parkeerplaatsen niet bestreden. In figuur 2.2 van de plantoelichting is de beoogde nieuwe situatie met de situering van de benodigde 25 parkeerplaatsen weergegeven. De Afdeling acht de keuze van de raad om, gegeven de parkeerbehoefte, de grootte van het perceel en de ontsluiting van het ITC-terrein, de parkeerplaatsen te voorzien op eigen terrein op de gronden met de aanduiding "parkeerterrein", niet onredelijk. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de verplicht aan te leggen beplantingszone het uitzicht vanuit de woningen van [appellant] en anderen op het parkeerterrein beperkt en dat verschil in hoogte bestaat tussen het parkeerterrein en de woningen van [appellant] en anderen, zodat het effect van de voorziene parkeerplaatsen op het uitzicht ook om die reden beperkt is. Gelet daarop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de beoogde situering van het parkeerterrein niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013