201211545/1/R1.
Datum uitspraak: 12 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Thorn, gemeente Maasgouw,
2. [appellant sub 2], wonend te Thorn, gemeente Maasgouw,
appellanten,
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Bij besluit van 20 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimtelijke ontwikkeling gebied Schoolstraat-Oude Trambaan Thorn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2013, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.J.T.H.M. Savelkoul, P.J.G. Janssen en C.G. Reumers-Hoeben, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een planologisch-juridisch kader voor een Brede Maatschappelijke Voorziening (hierna: BMV) en de realisering van 24 woningen in het gebied Oude Trambaan, Molenweg en Schoolstraat. Voorts wordt het café op het perceel [locatie] als zodanig bestemd en wordt voorzien in een uitbreiding daarvan. Daarnaast voorziet het plan in nieuwe parkeerplaatsen.
3. Ter zitting heeft [appellant sub 2] de beroepsgrond dat in strijd met een door het gemeentebestuur gedane toezegging op het perceel [locatie] is voorzien in een terras, ingetrokken. Voorts heeft hij ter zitting de beroepsgrond met betrekking tot de verleende omgevingsvergunning ingetrokken.
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] richten zich tegen de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" wat betreft het perceel [locatie]. Het thans op het perceel aanwezige café wordt hierdoor volgens hen ten onrechte als zodanig bestemd. Daarnaast wordt hierdoor ten onrechte voorzien in een uitbreiding van het café met een kleine zaal en een terras aan de noordzijde van het café. [appellant sub 2] betwist de behoefte aan de uitbreiding van het café met een kleine zaal.
4.1. De raad heeft te kennen heeft gegeven dat wegens de sluiting van het jeugdhuis in Thorn bij verschillende verenigingen behoefte bestaat aan een vervangende ruimte. [appellant sub 2] heeft dit niet bestreden en niet aannemelijk gemaakt dat geen behoefte bestaat aan een kleine zaal. Het betoog van [appellant sub 2] faalt.
5. Voorts betoogt [appellant sub 2] dat in het bestemmingsplan ten onrechte geen gebruiksvoorwaarden zijn opgenomen voor het gedeeltelijke gebruik van het perceel [locatie] als terras.
5.1. De raad heeft te kennen gegeven dat in de Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2012 (hierna: de APV) aan het gebruik van gronden als terras voorwaarden worden gesteld, onder meer met betrekking tot de openings- en sluitingstijden van het terras. Daarnaast is het ingevolge artikel 2.20 van de APV verboden zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders een voor publiek toegankelijk terras dat deel uitmaakt van een openbare inrichting te exploiteren of te doen exploiteren. In een terrasvergunning kan het college van burgemeester en wethouders eveneens nadere gebruiksvoorschriften opnemen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het opnemen van gebruiksvoorwaarden voor het terras in het bestemmingsplan en niet heeft kunnen volstaan met de gebruiksvoorwaarden in de APV. Hierbij betrekt de Afdeling dat op 28 januari 2013 ten behoeve van het perceel [locatie] op grond van de APV een terrasvergunning is verleend, waarbij, naast de gebruiksvoorwaarden die reeds op grond van de APV gelden, ook voorwaarden worden gesteld aan het gebruik van het terras. Het betoog van [appellant sub 2] faalt.
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen reeds geluidsoverlast te ondervinden van het café op het perceel [locatie]. Zij betogen dat het akoestisch onderzoek dat is verricht ten behoeve van de voorziene activiteiten op het perceel [locatie] ondeugdelijk is. Hiertoe voeren zij aan dat in het akoestisch onderzoek niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden op het perceel. In het akoestisch onderzoek is verder ten onrechte rekening gehouden met geluidreducerende maatregelen, nu het treffen van deze maatregelen niet als verplichting in het bestemmingsplan is opgenomen. Zij betogen voorts dat het terras ten onrechte is voorzien aan de noordzijde van het café, nu uit het akoestisch onderzoek volgt dat de langtijdgemiddelde geluidniveaus als gevolg van het terras bij de dichtstbijzijnde woningen voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode 50, 53 en 47 dB(A) bedragen. Derhalve is de raad volgens [appellant sub 1] ten onrechte voorbij gegaan aan de alternatieve locatie van het terras naast de oostgevel van het café. Daarnaast is de afstand tussen de voorziene uitbreiding van het café en de nabij gelegen geluidsgevoelige bestemmingen volgens hen ten onrechte korter dan 30 m.
6.1. De raad betoogt dat met behulp van geluidsreducerende maatregelen kan worden voldaan aan de wettelijke geluidsnormen uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim), zoals dat luidde ten tijde van belang (thans: Activiteitenbesluit milieubeheer). Dit volgt uit akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het café, alsmede de voorziene uitbreiding daarvan, en het terras is verricht. Voor incidentele muziekactiviteiten waarbij de wettelijk toegestane geluidsnormen worden overschreden, dient volgens de raad afzonderlijk een vergunning te worden aangevraagd op grond van de APV. De raad betoogt verder dat aspecten die in het kader van het Barim niet behoeven te worden beoordeeld, zoals het stemgeluid afkomstig van een terras, wel in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het akoestisch onderzoek zijn beoordeeld. Hieruit volgt dat nog steeds sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de tegenover het café gelegen woningen, aldus de raad.
6.2. Aan het perceel [locatie] is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Aan de gronden ter plaatse van het op het perceel aanwezige café is gedeeltelijk de aanduiding "horeca van categorie 4" en gedeeltelijk de aanduiding "horeca van categorie 3" toegekend. Aan de gronden waar de kleine zaal is voorzien is de aanduiding "horeca van categorie 4" toegekend. Aan de gronden ter plaatse van het terras is de aanduiding "horeca van categorie 3" toegekend. Voorts is aan het perceel een bouwvlak toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functies;
b. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3", horeca van categorie 3;
c. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4", horeca van categorie 4;
Ingevolge lid 3.4.1, onder c, wordt tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen in elk geval verstaan het gebruik voor horeca, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3".
Ingevolge artikel 1, lid 1.36, wordt onder horeca verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
Ingevolge lid 1.36 valt onder horeca van categorie 3 een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) die gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Ingevolge lid 1.36 valt onder horeca van categorie 4 een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).
6.3. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Barim, zoals dat luidde ten tijde van belang, mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de maximale geluidsniveaus op de gevels van woningen geldt dat deze niet meer mogen bedragen dan 70, 65 en 60 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ingevolge artikel 2.18, eerste lid en onder a, wordt bij het bepalen van de geluidsniveaus het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van een inrichting buiten beschouwing gelaten, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein.
6.4. De Afdeling stelt vast dat op het perceel [locatie] ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" het gebruik voor horecadoeleinden niet is toegestaan. De raad heeft ter zitting erkend dat dit niet is beoogd en dat in artikel 3, lid 3.4.1, onder c, van de planregels ook een uitzondering op het verbod had moeten worden gemaakt voor het gebruik van de gronden voor horecadoeleinden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4". De Afdeling ziet uit het oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding de beroepsgronden die zien op de aanduiding "horeca van categorie 4" te bespreken, waarbij de Afdeling uitgaat van de aanname dat ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" het gebruik voor horeca van categorie 4 op het perceel [locatie] is toegestaan.
6.5. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij de richtafstanden die met betrekking tot geluid zijn aanbevolen in de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure) in zijn afwegingen heeft betrokken. De Afdeling overweegt dat de richtafstanden in de VNG-brochure indicatief zijn voor een goede ruimtelijke ordening en niet verplicht, met dien verstande dat een afwijking daarvan zorgvuldig dient te zijn gemotiveerd. Voor een discotheek of muziekcafé wordt in de VNG-brochure met betrekking tot geluid een richtafstand aanbevolen van minimaal 30 m tot geluidgevoelige objecten. De afstand tussen de voorziene uitbreiding van het café met een kleine zaal en de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bedraagt ongeveer 13 tot 28 m. Gelet hierop wordt ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" van de in de VNG-brochure aanbevolen afstand afgeweken. De raad heeft onder meer met het oog hierop akoestisch onderzoek laten uitvoeren.
6.5.1. De resultaten van dit akoestisch onderzoek zijn vervat in het op 18 januari 2012 uitgebrachte rapport "Akoestisch Onderzoek BP Brede Maatschappelijke Voorzieningen en woningen, Schoolstraat/Oude Trambaan te Thorn" dat in opdracht van het gemeentebestuur is opgesteld door Oranjewoud (hierna: het akoestisch rapport). Uit het akoestisch rapport volgt dat na het treffen van geluidreducerende voorzieningen aan de voorziene kleine zaal en het overige gedeelte van het café afzonderlijk kan worden voldaan aan de geluidsnormen van het Barim. Uit het akoestisch rapport volgt voorts dat op de gevels bij de dichtstbijzijnde woningen aan de Schoolstraat als gevolg van het terras langtijdgemiddelde geluidniveaus voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode van 50, 53 en 47 dB(A) zijn berekend. Daarbij is aangegeven dat bij een verplaatsing van het terras naar de oostgevel van het café op de gevels bij de dichtstbijzijnde woningen ongeveer 5 dB lagere geluidniveaus worden berekend.
6.5.2. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met de effecten van het treffen van geluidreducerende voorzieningen aan het gebouw. Indien de exploitant van de horecagelegenheid op het perceel [locatie] de volgens het akoestisch rapport vereiste geluidreducerende voorzieningen niet treft, kan tegen de overschrijding van de geluidsnormen van het Barim als gevolg daarvan handhavend worden opgetreden. Gelet hierop was de raad niet gehouden om de volgens het akoestisch onderzoek vereiste geluidreducerende voorzieningen vast te leggen in het bestemmingsplan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat in het akoestisch rapport geen rekening kon worden gehouden met geluidreducerende voorzieningen.
6.5.3. In het akoestisch rapport is verder uitgegaan van een invulling van de planologische mogelijkheden waarbij de kleine zaal, het overige gedeelte van het café en het terras op het perceel [locatie] niet tegelijkertijd zullen worden gebruikt. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij heeft beoogd alleen in een aan de bestemming "Maatschappelijk" ondergeschikte horecagelegenheid te voorzien, waarbij de exploitatie van een zelfstandige discotheek tegelijkertijd met de exploitatie van het café op het perceel niet mogelijk is. De raad heeft in zoverre niet bereikt wat hij heeft beoogd. Het bestemmingsplan voorziet immers eveneens in een zelfstandige horecagelegenheid. In de planregels is niet het vereiste gesteld dat ter plaatse van de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" alleen aan de bestemming "Maatschappelijk" ondergeschikte horeca activiteiten mogen plaatsvinden. Daarnaast sluit het bestemmingsplan - anders dan de raad betoogt - het gelijktijdige gebruik van het perceel voor activiteiten met een horecacategorie 3 en een horecacategorie 4 niet uit. Een dergelijk gelijktijdig gebruik is niet bij voorbaat uit te sluiten.
Gelet op het voorgaande is in het akoestisch rapport niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" wat betreft het perceel [locatie]. Gelet hierop kan op basis van het akoestisch rapport niet worden geconcludeerd dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsituatie bij de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan de Schoolstraat. Voorts is hierdoor niet inzichtelijk of de raad in redelijkheid het terras heeft kunnen voorzien aan de noordzijde van het café in plaats van aan de oostzijde. Hierbij betrekt de Afdeling dat uit het akoestisch rapport volgt dat als gevolg van het terras aan de noordzijde van het café de grenswaarden uit het Barim voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau - waarbij de raad voor de geluidsbelasting van het terras aansluiting heeft gezocht - op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen worden overschreden. Voor zover de raad heeft gesteld dat ter plaatse wel kan worden voldaan aan de grenswaarden die zijn opgenomen in het Barim omtrent de toegestane binnenwaarde in geluidgevoelige objecten, overweegt de Afdeling dat de juistheid van deze stelling niet uit het akoestisch rapport of enig ander onderzoek kan worden afgeleid. Gelet op het voorgaande is niet uitgesloten dat de geluidbelasting als gevolg van de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" bij de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan de Schoolstraat is onderschat. Het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] slaagt.
6.6. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4", is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] in zoverre en het beroep van [appellant sub 1] gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. De overige aangevoerde gronden met betrekking tot de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" behoeven geen bespreking meer.
Het beroep van [appellant sub 2] voor het overige
7. [appellant sub 2] betoogt dat onvoldoende is onderzocht of het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" leidt tot het verstoren van beschermde diersoorten. Daarom is volgens hem onzeker of het plan op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) kan worden uitgevoerd.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ter plaatse een quickscan flora en fauna is uitgevoerd en dat daaruit geen belemmeringen naar voren kwamen die aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan.
7.2. De vragen of voor de uitvoerbaarheid van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel eerst aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Ten behoeve van het plan is met een quickscan flora en fauna ter plaatse onderzoek verricht naar de effecten van de realisering van onder meer de BMV op beschermde natuurwaarden waarvan het resultaat is vastgelegd in het rapport "Quickscan Flora- en faunawet Brede school Thorn" van 9 februari 2011 (hierna: de quickscan). In de quickscan wordt, gelet op het gebruik van het plangebied, de kans op aanwezigheid van beschermde diersoorten uitgesloten dan wel nihil geacht. Gelet hierop bestaan geen aanknopingspunten voor de verwachting dat andere soorten dan algemeen voorkomende dieren waarvoor geen ontheffingsplicht als bedoeld in de Ffw geldt in het plangebied zullen worden aangetroffen. In de quickscan staat verder dat een aanvullend flora- en faunaonderzoek niet nodig is. In het niet nader gemotiveerde betoog van [appellant sub 2] ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar de in het plangebied aanwezige beschermde soorten.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" in de weg staat. Het betoog van [appellant sub 2] faalt.
8. [appellant sub 2] betoogt dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de parkeerbehoefte die het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" met zich brengt. In dit verband voert hij aan dat niet inzichtelijk is gemaakt of voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd rekening houdend met alle functies.
8.1. In de plantoelichting staat dat ten behoeve van de voorziene woningen op eigen terrein wordt voorzien in parkeergelegenheid en dat het bestemmingsplan daarnaast voorziet in 20 parkeerplaatsen ten behoeve van de bezoekers van de voorziene woningen. Hiermee wordt volgens de plantoelichting voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de nota "Parkeernormen en Parkeerbijdrage regeling Gemeente Maasgouw", zoals vastgesteld op 3 februari 2011. Verder staat in de plantoelichting dat op de gronden gelegen tussen de nieuwe schoolgebouwen en de nieuwe woningen wordt voorzien in 45 parkeerplaatsen ten behoeve van de scholen en het muziekgezelschap "de harmonie".
8.2. De Afdeling overweegt dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn voor de met het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voorziene ontwikkelingen. Hierdoor is onvoldoende controleerbaar of kan worden voorzien in de extra parkeerbehoefte die het plan genereert. Het betoog van [appellant sub 2] slaagt.
8.3. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de parkeerbehoefte die het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" genereert, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep van [appellant sub 2] is gegrond.
8.4. De raad heeft na de vaststelling van het bestemmingsplan in zijn brief van 4 april 2013 alsnog gemotiveerd hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn voor de met het plan voorziene ontwikkelingen. Hieruit volgt dat het bestemmingsplan een nieuwe parkeerbehoefte genereert van 118 parkeerplaatsen, waarvan 28 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Het plan genereert daarmee een parkeerbehoefte van 90 parkeerplaatsen op openbaar terrein. Uit de nadere motivering volgt dat in totaal 115 parkeerplaatsen op openbaar terrein worden gerealiseerd. Daarbij is aangegeven waar deze parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om de nadere motivering van de raad niet toereikend te achten.
9. [appellant sub 2] betoogt dat op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" bij recht wordt voorzien in het houden van evenementen zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning op grond van artikel 10, lid 10.3, van de planregels vereist is. Volgens hem is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de akoestische gevolgen voor de woonomgeving als gevolg van het houden van evenementen in het plangebied. Daarnaast is volgens [appellant sub 2] in dit verband ten onrechte geen parkeer- en verkeersonderzoek gedaan.
9.1. De raad betoogt dat de bestemming "Maatschappelijk" niet bij recht voorziet in het houden van evenementen. Evenementen mogen in het plangebied alleen worden gehouden indien daarvoor een evenementenvergunning op grond van de APV en een omgevingsvergunning op grond van artikel 10, lid 10.3, van de planregels zijn verleend. Bij de verlening van een omgevingsvergunning op grond van artikel 10, lid 10.3, van de planregels zal worden bepaald of de locatie de verwachte verkeersstromen aan kan, of er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en of het evenement leidt tot onevenredige hinder voor omwonenden, aldus de raad.
9.2. Ingevolge artikel 10, lid 10.3, van de planregels kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruiken van de gronden en bouwwerken voor het houden van een evenement, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. voor het plangebied van het bestemmingsplan mag niet meer dan acht maal per jaar een omgevingsvergunning ten behoeve van een evenement worden verleend;
b. de maximale duur van een evenement bedraagt zestien aaneengesloten dagen, met uitzondering van twee maal 22 aaneengesloten dagen;
c. voor een evenement dient een evenementenvergunning op grond van de APV verleend te zijn;
d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
e. de ontsluiting en bereikbaarheid van het evenemententerrein moeten zijn afgestemd op de grootte en het type van het evenement;
f. de waarde van de onderliggende en omringende bestemmingen als gevolg van de omgevingsvergunning wordt niet onevenredig aangetast.
Ingevolge artikel 1, lid 1.26, wordt onder evenement verstaan een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak.
9.3. In de omschrijving van de bestemming "Maatschappelijk" in artikel 3, lid 3.1, is niet opgenomen dat het houden van evenementen op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" is toegestaan. De afwijkingsbevoegdheid in artikel 10, lid 10.3, van de planregels impliceert bovendien dat het bij recht mogelijk maken van evenementen in het plangebied niet is beoogd. Gelet op de bewoordingen van artikel 3, lid 3.1, van de planregels alsmede de gekozen plansystematiek om te voorzien in een algemene afwijkingsbevoegdheid voor het houden van evenementen is het houden van evenementen bij recht niet toegestaan. Het betoog van [appellant sub 2] faalt in zoverre.
9.4. De afwijkingsbevoegdheid van artikel 10, lid 10.3, van de planregels kan ertoe leiden dat in het plangebied acht maal per jaar evenementen kunnen worden georganiseerd met een maximale duur van zestien aaneengesloten dagen, met uitzondering van twee maal 22 aaneengesloten dagen. Met het opnemen van deze afwijkingsbevoegdheid moet het houden van evenementen in het plangebied in beginsel planologisch aanvaardbaar worden geacht. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan de afwijkingsbevoegdheid verbonden voorwaarden in voldoende mate waarborgen dat sprake zal zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft de raad erop gewezen dat in het kader van de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder meer zal worden gekeken naar de verwachte verkeersstromen en de parkeergelegenheid en of het evenement leidt tot onevenredige hinder voor omwonenden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 13 februari 2013 in zaak nr. 201210134/1/R2 laat dit echter onverlet dat de raad bij de vaststelling van het plan moet hebben afgewogen of de situaties die kunnen ontstaan door de toepassing van de bevoegdheden planologisch aanvaardbaar zijn.
9.4.1. Uit het akoestisch rapport volgt dat indien de parkeerplaats aan de Molenweg als evenemententerrein wordt gebruikt de gemiddelde te verwachten geluidniveaus op de gevels van de maatgevende woningen maximaal 42 dB(A) in de dag- en avondperiode en ongeveer 34 dB(A) in de nachtperiode bedragen. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat daarmee sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie bij de nabijgelegen woningen indien evenementen worden gehouden in het plangebied.
Het extra aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de evenementen is niet onderzocht. Derhalve is niet inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de evenementen zullen hebben voor de verkeerssituatie. Evenmin is de parkeerbehoefte ten gevolge van de evenementen inzichtelijk gemaakt, zodat onvoldoende duidelijk is of de ter plaatse aanwezige dan wel de nog te realiseren parkeerplaatsen voldoende zijn om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Daarbij acht de Afdeling van belang dat indien op de parkeerplaats aan de Molenweg een evenement wordt georganiseerd de overige ter plaatse toegestane functies eveneens kunnen worden uitgeoefend, terwijl een groot deel van de parkeergelegenheid in het plangebied wegvalt waardoor niet alle beschikbare parkeerplaatsen in de omgeving gebruikt kunnen worden voor de gebruikers van de overige functies en de bezoekers van de evenementen. Het betoog van [appellant sub 2] slaagt in zoverre.
9.5. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft de vaststelling van artikel 10, lid 10.3, van de planregels is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre gegrond, zodat het besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
10. [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van zijn zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
11. Gelet op 8.4. ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", behoudens de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4", in stand te laten.
12. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel IV van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
13. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Maasgouw van 20 september 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ruimtelijke ontwikkeling gebied Schoolstraat-Oude Trambaan Thorn" wat betreft:
a. het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk";
b. artikel 10, lid 10.3, van de planregels;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", behoudens de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" in stand blijven;
IV. draagt de raad van de gemeente Maasgouw op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat in het digitaal vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl het volgende te verwerken:
a. de verwijdering op de verbeelding van de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4";
b. de verwijdering van artikel 10, lid 10.3, van de planregels;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Maasgouw tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:
- [appellant sub 2] tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- [appellant sub 1] tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Maasgouw aan:
- [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt;
- [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013