ECLI:NL:RVS:2013:CA3597
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- H. Herweijer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake veervervoer Noordzeekanaal en IJ
Op 19 juni 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten om een geïntegreerd contract voor het veervervoer over het Noordzeekanaal en het IJ met ingang van 1 juli 2013 voor de duur van vier jaar met GVB Veren B.V. te sluiten. Connexxion Water B.V. heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 15 januari 2013 door het college niet-ontvankelijk verklaard. Connexxion heeft vervolgens beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 4 april 2013 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft Connexxion hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 juni 2013. Tijdens deze zitting waren zowel Connexxion, vertegenwoordigd door hun advocaat en medewerkers, als het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door hun juridische medewerkers, aanwezig. Het verzoek van Connexxion strekte ertoe om de overdracht van de exploitatie van de veerverbindingen van Connexxion naar GVB uit te stellen.
De voorzitter oordeelde dat de inbesteding van de veerverbindingen niet plaatsvond ter uitvoering van enig publiekrechtelijk wettelijk voorschrift. Het besluit van 19 juni 2012 had geen publiekrechtelijk karakter en was louter ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het college het bezwaar van Connexxion niet-ontvankelijk had verklaard. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013 door de voorzitter R.W.L. Loeb, in tegenwoordigheid van ambtenaar van staat H. Herweijer.