ECLI:NL:RVS:2013:CA3597

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201304133/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • H. Herweijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake veervervoer Noordzeekanaal en IJ

Op 19 juni 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten om een geïntegreerd contract voor het veervervoer over het Noordzeekanaal en het IJ met ingang van 1 juli 2013 voor de duur van vier jaar met GVB Veren B.V. te sluiten. Connexxion Water B.V. heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 15 januari 2013 door het college niet-ontvankelijk verklaard. Connexxion heeft vervolgens beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 4 april 2013 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft Connexxion hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 juni 2013. Tijdens deze zitting waren zowel Connexxion, vertegenwoordigd door hun advocaat en medewerkers, als het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door hun juridische medewerkers, aanwezig. Het verzoek van Connexxion strekte ertoe om de overdracht van de exploitatie van de veerverbindingen van Connexxion naar GVB uit te stellen.

De voorzitter oordeelde dat de inbesteding van de veerverbindingen niet plaatsvond ter uitvoering van enig publiekrechtelijk wettelijk voorschrift. Het besluit van 19 juni 2012 had geen publiekrechtelijk karakter en was louter ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het college het bezwaar van Connexxion niet-ontvankelijk had verklaard. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013 door de voorzitter R.W.L. Loeb, in tegenwoordigheid van ambtenaar van staat H. Herweijer.

Uitspraak

201304133/2/A3.
Datum uitspraak: 12 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Connexxion Water B.V., gevestigd te Alkmaar,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2013 in de zaken nrs. 13/939 en 13/946 in het geding tussen:
Connexxion
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Op 19 juni 2012 heeft het college besloten om een geïntegreerd contract voor het veervervoer over het Noordzeekanaal en het IJ met ingang van 1 juli 2013 voor de duur van vier jaar met GVB Veren B.V (hierna: GVB) te sluiten.
Bij besluit van 15 januari 2013 heeft het college het door Connexxion daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2013 heeft de voorzieningenrechter het door Connexxion daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Connexxion hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juni 2013, waar Connexxion, vertegenwoordigd door mr. M.C. de Smidt, advocaat te Rotterdam, en mr. L. van Dijk, H.P.J. Maas en M. Meche, allen werkzaam in haar dienst, en het college, vertegenwoordigd door mrs. P. Oosterlaken en A. Ocko en drs. K. Amain, allen werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het verzoek strekt er toe om bij wijze van voorlopige voorziening de overdracht van de exploitatie van de veerverbindingen van Connexxion naar GVB uit te doen stellen.
2. Niet in geschil is dat de bij het besluit van 19 juni 2012 voorziene inbesteding niet plaatsvindt ter uitvoering van enig publiekrechtelijk wettelijk voorschrift. Naar voorlopig oordeel deelt het besluit daartoe voorts, anders dan de maatregelen, waarover in de uitspraak van 3 maart 2004 in zaak nr. 200301605/1 is geoordeeld, niet in het publiekrechtelijke karakter van de concessie, krachtens dewelke het Noordzeekanaal in de negentiende eeuw is aangelegd. Door de inbesteding wordt weliswaar van exploitant van de veerverbindingen over het Noordzeekanaal gewisseld, doch dit raakt niet aan de instandhouding van die verbindingen. Naar voorlopig oordeel heeft de voorzieningenrechter met juistheid geoordeeld dat het college het tegen het besluit van 19 juni 2012 gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het louter ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, als bedoeld in artikel 8:3 van de Algemene wet bestuursrecht, is genomen. Aan te nemen valt dan ook dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
3. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Herweijer
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013
640.