ECLI:NL:RVS:2013:CA3613

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201205174/9/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Buitengebied Sint-Oedenrode

Op 15 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Sint-Oedenrode het bestemmingsplan "Buitengebied Sint-Oedenrode" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 27 mei 2013 ter zitting behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Peeters, en de raad, vertegenwoordigd door J.C.A.M. den Otter, waren aanwezig. De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeker is van mening dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat door de uitbreiding van de bouwmogelijkheden voor een intensieve veehouderij in de nabijheid van zijn woning. Hij betoogt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de geurbelasting en dat het plan in strijd is met de Natuurbeschermingswet en de verordening ruimte Noord-Brabant 2011. De raad heeft echter gesteld dat er voldoende onderzoek is gedaan en dat de geurbelasting zal afnemen. De voorzitter concludeert dat het plan, voor zover het de uitbreiding mogelijk maakt, geen onevenredige aantasting van de belangen van de verzoeker met zich meebrengt. Daarom wijst de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201205174/9/R3.
Datum uitspraak: 14 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te Sint-Oedenrode,
en
de raad van de gemeente Sint-Oedenrode,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Sint-Oedenrode" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2013, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M. Peeters, advocaat te Helmond, en de raad vertegenwoordigd door J.C.A.M. den Otter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Tilburg, en ir. S.J.F.M. van der Heijden gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het buitengebied van Sint-Oedenrode.
3. [verzoeker] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dat voorziet in de uitbreiding van de bouwmogelijkheden op het perceel aan de [locatie 1] te Sint-Oedenrode, waar de intensieve veehouderij van [belanghebbende] is gevestigd. [verzoeker] wil door middel van zijn verzoek onomkeerbare gevolgen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan voorkomen. Ter onderbouwing van zijn verzoek voert hij onder meer het volgende aan.
4. Volgens [verzoeker] is niet zeker of ter plaatse van zijn woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Hij voert daartoe aan dat niet blijkt dat onderzoek is gedaan naar de geurbelasting ter hoogte van zijn woning ten gevolge van de uitbreiding van de intensieve veehouderij. Indien zijn woning wel is betrokken maar onder een verkeerd huisadres is benoemd, is de geurbelasting volgens hem onjuist berekend.
[verzoeker] voert verder aan dat ten onrechte geen toetsing aan artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 heeft plaatsgevonden. Het is volgens hem niet uitgesloten dat het plan in zoverre significante gevolgen heeft voor het Natura 2000 gebied "Kampina & Oisterwijkse Vennen". Ten onrechte zijn volgens hem mitigerende maatregelen betrokken bij de vraag of een passende beoordeling dient te worden opgesteld. Gelet daarop heeft de raad volgens [verzoeker] ten onrechte geen passende beoordeling gemaakt. Voorts is volgens hem onduidelijk welke uitbreidingen zijn meegenomen in het plan-MER.
Verder voert [verzoeker] aan dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 9.4, eerste lid, aanhef en onder e, van de verordening ruimte Noord-Brabant 2011 omdat ten onrechte niet in het plan is verzekerd dat 10% van het bouwblok wordt aangewend voor landschappelijke inpassing. Voorts staat volgens hem een kwalitatieve verplichting die op het perceel [locatie 1] rust, aan de uitbreiding van het bouwvlak in de weg.
Het plan is volgens [verzoeker] voorts in strijd met artikel 9.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de verordening ruimte Noord-Brabant, aangezien het plan etagestallen mogelijk maakt.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voldoende onderzoek is gedaan naar de geurbelasting op de woning van [verzoeker]. Waar in het rapport van Agra-Matic van 30 mei 2011, Ruimtelijke onderbouwing [locatie 1] Sint-Oedenrode (hierna: de ruimtelijke onderbouwing) [locatie 2] is genoemd, wordt [locatie 3], het perceel van [verzoeker], bedoeld, aldus de raad. De raad heeft verder ter zitting gesteld dat aan de ruimtelijke onderbouwing een gewijzigde paragraaf is toegevoegd, waar nader onderzoek naar de geurbelasting aan ten grondslag ligt. Uit dat nader onderzoek volgt dat de totale geurbelasting ten gevolge van het plan zal afnemen ten opzichte van de vergunde situatie. De uitbreiding zal volgens de raad voorts leiden tot een afname van de stikstofdepositie op de Natura-2000 gebieden. Vanwege deze afname is volgens de raad terecht geen passende beoordeling opgesteld. De raad stelt verder dat uit de planregels volgt dat 10% van het bouwvlak dient te worden ingericht voor landschappelijke inpassing. Hiermee wordt de kwalitatieve verbintenis volgens de raad gewaarborgd. Het bouwen van etagestallen is uitgesloten in de planregels, waardoor geen strijd is met de verordening ruimte Noord-Brabant 2011, aldus de raad.
4.2. [belanghebbende] heeft op 28 juni 2011 een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe zeugenstal en het uitbreiden van de bestaande zeugenstal aangevraagd.
De voorzitter ziet aanleiding in het kader van dit verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening de beoordeling toe te spitsen op de vraag of het plan, voor zover dat de mogelijkheid biedt tot de realisatie van dit bouwplan ? dat het enige bouwplan is dat op korte termijn gerealiseerd kan worden ? zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de belangen van [verzoeker].
4.3. Aan het bestemmingsplan is de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat een paragraaf uit deze ruimtelijke onderbouwing verouderd is. [belanghebbende] heeft de vervangende paragraaf en bijlagen ter zitting overgelegd.
4.4. Nu blijkt dat de woning van [verzoeker] in de ruimtelijke onderbouwing wel is meegenomen, maar verkeerd is benoemd, mist het betoog van [verzoeker] dat de geurbelasting ter hoogte van zijn woning niet is berekend, feitelijke grondslag.
4.5. Daargelaten wat er zij van het eerst ter zitting overleggen van de vernieuwde paragraaf van de ruimtelijke onderbouwing, leidt de voorzitter uit de ruimtelijke onderbouwing af dat de geurbelasting ten gevolge van het bouwplan, ter plaatse van de woning van [verzoeker] afneemt ten opzichte van de huidige situatie. Gelet daarop heeft de raad zich naar voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, voor zover dat de uitbreiding mogelijk maakt die is neergelegd in het bouwplan, geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] tot gevolg heeft. Uit de ruimtelijke onderbouwing leidt de voorzitter voorts af dat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied "Kampina & Oisterwijkse Vennen" ten gevolge van het bouwplan zal verminderen ten opzichte van de vergunde situatie. Gelet daarop heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter op het standpunt mogen stellen dat het plan, voor zover dat de uitbreiding mogelijk maakt die is voorzien in het bouwplan, niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie op dat Natura-2000 gebied.
4.6. De kwalitatieve verbintenis behelst dat op het perceel [locatie 1] een strook met een diepte van 20 meter gehandhaafd dient te worden als weiland en/of akkerland. Volgens de bij het bouwplan behorende schets van de inrichting wordt de bedoelde strook van 20 meter ingericht ten behoeve van landschappelijke inpassing. Gelet daarop stelt de voorzitter vast dat in het bouwplan de kwalitatieve verbintenis wordt gerespecteerd. In het aangevoerde ziet de voorzitter vooralsnog dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de kwalitatieve verbintenis een evidente privaatrechtelijke belemmering vormt noch voor het oordeel dat deze uitbreiding niet in overeenstemming is de verordening ruimte Noord-Brabant 2011 in zoverre.
4.7. Het bouwplan van de uitbreiding voorziet niet in de realisering van etagestallen. In zoverre ziet de voorzitter op korte termijn geen aanleiding voor het oordeel dat de uitbreiding in zoverre niet in overeenstemming is met de verordening ruimte Noord-Brabant.
4.8. De voorzitter ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover dat de uitbreiding mogelijk maakt waarin het bouwplan voorziet, op korte termijn zal leiden tot een onevenredige aantasting van de belangen van [verzoeker]. Aangezien dit bouwplan het enige bouwplan is dat op korte termijn kan worden gerealiseerd ziet de voorzitter gelet op het voorgaande en na afweging van alle betrokken belangen, aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2013
271-731.