ECLI:NL:RVS:2013:CA3628

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208546/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hoeve Savendonk te Liempde en de toetsing aan de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 juni 2013 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Hoeve Savendonk te Liempde", dat op 26 juni 2012 door de raad van de gemeente Boxtel was vastgesteld. Appellant, wonend te Liempde, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling heeft de zaak op 15 april 2013 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellant als de raad vertegenwoordigd waren. De raad werd vertegenwoordigd door drs. C. van Hemert, en belanghebbende was ook aanwezig, bijgestaan door ing. M.G.H. van Dooren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. Appellant betoogde dat het plan in strijd is met het provinciale beleid en de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012. Hij stelde dat de Ruimte-voor-Ruimte regeling ten onrechte werd gecombineerd met de regeling voor voormalige aanwezige bebouwing, en dat het plan niet voldeed aan de vereisten van de Verordening 2012.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8, eerste lid, van de Beleidsregel, die geldt als nadere regel op basis van de Verordening 2012. Hierdoor is het beroep van appellant gegrond verklaard en is het besluit van de raad vernietigd. De raad is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het elektronisch vastgestelde plan door te voeren. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellant.

Uitspraak

201208546/1/R3.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Liempde, gemeente Boxtel,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoeve Savendonk te Liempde" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[belanghebbende] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. C. van Hemert, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door ing. M.G.H. van Dooren, verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet met de bestemmingen "Recreatie-Verblijfsrecreatie" en "Natuur" in een bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorziening voor overnachting, horeca en gebruik van paarden op het perceel [locatie] en in natuurontwikkeling. De voorziening komt in de plaats van een voormalige kippen- en varkenshouderij. In totaal zal volgens de plantoelichting ongeveer 3.000 m² bedrijfsbebouwing worden gesloopt. Het plan voorziet onder meer in de nieuwbouw van twee schuren met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 500 m² en een paardenbak voor de nieuwe bedrijfsvoering.
3. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgrond dat het plan geen regels stelt als bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, en onder d, van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 (hierna: Verordening 2012), ingetrokken.
4. [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met het provinciale beleid en de Verordening 2012. Ten onrechte wordt ten behoeve van het plan de Ruimte-voor-Ruimte regeling (RvR-regeling) gecombineerd met de regeling omtrent voormalige aanwezige bebouwing (VAB-regeling). Daar waar de aan het plan ten grondslag gelegde RvR-regeling is bedoeld om bedrijfsgebouwen te saneren in ruil voor woningbouw op passende locaties is het perceel met verwijzing naar de VAB-regeling opnieuw bestemd voor bedrijfsdoeleinden. Bovendien wordt in strijd met de VAB-regeling vrijkomende agrarische bebouwing niet hergebruikt, maar vindt nieuwbouw plaats.
Voorts is volgens [appellant] het plan in strijd met artikel 2.1, artikel 2.2 en artikel 11.8, tweede lid, van de Verordening 2012 en laat de bestemmingsregeling ten onrechte diverse ongelimiteerde vormen van bebouwing, verharding en verstening toe. Verder wordt onvoldoende gewaarborgd dat lichtoverlast van de voorziene paardenbak voor de fauna wordt tegengegaan, leidt het plan tot beperking van de bedrijfsvoering van [appellant], tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat en is onvoldoende inzicht geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan, nu die volgens [appellant] mede is gebaseerd op een sloopsubsidie in strijd met de RvR-regeling.
4.1. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder 80, van de Verordening 2012 wordt verstaan onder VAB-vestiging: vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat.
Ingevolge artikel 11.2, eerste lid, voor zover thans van belang, kan een bestemmingsplan voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen waarbij er geen sprake behoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.
Ingevolge artikel 11.3, eerste lid, stellen gedeputeerde staten nadere regels ten aanzien van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 11.2, in verband met het beleid om ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse de bouw van woningen op passende locaties toe te staan.
Ingevolge het tweede lid wordt de Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006 (hierna: de Beleidsregel) aangemerkt als nadere regels als bedoeld in het eerste lid, zolang nadere regels als bedoeld in het eerste lid nog niet zijn vastgesteld en in werking getreden.
Ingevolge artikel 11.6, eerste lid, voor zover thans van belang, kan een bestemmingsplan voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling, anders dan bepaald in de artikelen 11.1 tot en met 11.5, mits:
a. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m².
Ingevolge artikel 11.9, eerste lid, kan in afwijking van artikel 11.6, eerste lid, onder a, een bestemmingsplan voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een verblijfsrecreatief terrein of van een dagrecreatief terrein, mits:
a. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot de bouw van gebouwen met een totale omvang van meer dan 1,5 ha.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel, voor zover thans van belang, is een aanvraag een verzoek van een gemeentebestuur aan het college van gedeputeerde staten tot planologische medewerking aan de ontwikkeling van één of meerdere ruimte voor ruimtekavel(s) op grond van de regeling ruimte voor ruimte.
Ingevolge artikel 3, twaalfde lid, is een slooplocatie de plaats waar de te slopen of gesloopte bedrijfsgebouwen van de te beëindigen of beëindigde intensieve veehouderij zich bevinden of bevonden.
Ingevolge artikel 3, veertiende lid, voor zover thans van belang, is herbestemming de omzetting van de oude bestemming die het agrarische gebruik van het perceel regelt naar een andere bij de omgeving passende bestemming.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, voor zover thans van belang, geldt bij de aanvraag de eis dat op de slooplocatie een passende herbestemming wordt gelegd ter voorkoming van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
Volgens de toelichting op artikel 8 van de Beleidsregel is het op het moment dat een aanvraag wordt ingediend voor ruimte voor ruimte noodzakelijk dat er geen herbouw van nieuwe bedrijfsopstallen kan plaatsvinden. De regeling ruimte voor ruimte heeft een ontsteningsdoelstelling en is nadrukkelijk geen herinvesteringssubsidie. In geval van volledige bedrijfsbeëindiging wordt het agrarische bouwblok verwijderd en wordt de voormalige agrarische bedrijfswoning doorgaans tot burgerwoning bestemd. In beginsel kan er maximaal 200 m² aan bijgebouwen blijven staan.
4.2. Volgens de zienswijzennota is de bestemming voor het verblijfsrecreatief bedrijf een passende bestemming als bedoeld in de RvR-regeling. Ook de financiële uitvoerbaarheid is volgens hoofdstuk 7 van de plantoelichting en het bedrijfsplan, waarnaar in dit hoofdstuk wordt verwezen, grotendeels gebaseerd op de RvR-regeling. Volgens de zienswijzennota zal de initiatiefnemer de bouwrechten voor de RvR-kavels in Liempde aankopen.
4.3. Ofschoon het plan zelf niet voorziet in RvR-woningen is het bestreden besluit wat betreft de herbestemming van de slooplocatie en de financiering van de verblijfsrecreatieve voorziening gelet op het voorgaande mede gebaseerd op de RvR-regeling. Een verblijfsrecreatieve bestemming die voorziet in nieuwe bedrijfsopstallen ten behoeve van het vestigen van een bedrijf op de slooplocatie kan evenwel niet worden aangemerkt als een passende herbestemming als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Beleidsregel, zijnde een nadere regel als bedoeld in artikel 11.3, eerste en tweede lid, van de Verordening 2012 ten aanzien van bestemmingsplannen in verband met de ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
Ter zitting heeft de raad overigens verklaard dat de zienswijzennota op dit onderdeel niet meer actueel is, dat het plan enkel voorziet in een VAB-vestiging van een verblijfs- en dagrecreatieve voorziening als bedoeld in artikel 11.9, eerste lid, van de Verordening 2012 en dat de verwijzing in het bestreden besluit naar de RvR-regeling alleen nog relevant is voor de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Dat laat echter onverlet dat waar de financiële uitvoerbaarheid nog altijd is gebaseerd op de RvR-regeling de herbestemming van de slooplocatie passend moet zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Beleidsregel. Ter zitting heeft de raad niet aannemelijk gemaakt dat het plan zo nodig op een andere wijze kan worden gefinancierd.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 8, eerste lid, van de, op grond van artikel 11.3, eerste en tweede lid, van de Verordening 2012 als nadere regel geldende, Beleidsregel. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
6. Gelet hierop behoeven de overige door [appellant] aangevoerde beroepsgronden geen bespreking meer.
7. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 26 juni 2012, kenmerk 1210228;
III. draagt de raad van de gemeente Boxtel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellante B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 69,44 (zegge: negenenzestig euro en vierenveertig cent), met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Boxtel aan [appellant A] en [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
429-605.