ECLI:NL:RVS:2013:CA3657

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207662/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Formerum en de uitbreidingsmogelijkheden voor kampeerterreinen

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Formerum" dat op 29 mei 2012 door de raad van de gemeente Terschelling is vastgesteld. De vereniging Terschellinger Campinghouders Vereniging (TCV) en enkele andere appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 maart 2013 behandeld. TCV betoogt dat de regeling voor uitbreidingsmogelijkheden voor kampeerterreinen te gedetailleerd is en hen in hun uitbreidingsmogelijkheden beperkt. De raad van de gemeente Terschelling verdedigt het bestemmingsplan door te stellen dat het de rechtszekerheid bevordert en rekening houdt met natuur en milieu. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid de afstand van 30 meter tussen uitbreidingslocaties en woningen heeft kunnen vaststellen om overlast voor omwonenden te voorkomen. TCV's argumenten over prijsopdrijving en de maximale oppervlakte van stacaravans worden door de Afdeling verworpen. De Afdeling verklaart het beroep van TCV gedeeltelijk gegrond, vernietigt een specifiek artikel van de planregels en draagt de raad op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen. De beroepen van de andere appellanten worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

201207662/1/R4.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de vereniging Terschellinger Campinghouders Vereniging (hierna: TCV), gevestigd te Midsland, gemeente Terschelling,
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Terschelling, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], gemeente Terschelling,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Terschelling,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Formerum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben TCV, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
[appellant sub 3] heeft een nader stuk ingediend.
De raad heeft verweer uitgebracht.
De Afdeling heeft de zaak gevoegd met de zaken nrs. 201207661/1/R4, 201207663/1/R4, 201207664/1/R4, 201207665/1/R4 en 201207667/1/R4 ter zitting behandeld op 21 maart 2013, waar zijn verschenen TCV, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], bijgestaan door mr. A.H. van der Wal, advocaat te Leeuwarden, [appellant sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door H.T. Smit en dr. G van Essen, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E.M.N. Noordover en mr. M.M. Kaajan, beiden advocaat te Amsterdam.
Overwegingen
1. Dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de actualisering van alle bestemmingsplannen op Terschelling. Ten behoeve daarvan is voor vrijwel het gehele eiland in 2008 het bestemmingsplan "Buitengebied (2008)" opgesteld. Dit bestemmingsplan is grotendeels goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Fryslân. De Afdeling heeft het besluit omtrent goedkeuring bij uitspraak van 7 juli 2010 in zaak nr. 200901747/1/R3 vernietigd en goedkeuring onthouden aan het plan. Vanuit praktische overwegingen is er vervolgens voor gekozen om voor de dorpen en de verblijfsrecreatiegebieden aparte bestemmingsplannen op te stellen, waarvan dit plan er een is. Dit plan biedt een planologische regeling voor het gebied dat bestaat uit een dorpskern, gevormd door bebouwing aan weerszijden van de hoofdweg in Formerum en het nabijgelegen Formerum-Zuid.
Het beroep van TCV
2. TCV kan zich niet verenigen met de in het plan opgenomen regeling voor uitbreidingsmogelijkheden voor kampeerterreinen. De aanwijzing van uitbreidingsgebieden op de verbeelding is volgens haar te gedetailleerd en beperkt de campinghouders in de uitbreidingsmogelijkheden. Voorts werkt de regeling volgens haar onnodig prijsopdrijvend voor zover de gronden niet in eigendom zijn van een individuele campingeigenaar. Zij wenst een regeling overeenkomstig de Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2008 (hierna: Beleidsregels kamperen) waarin staat dat op het hele eiland een uitbreiding voor kampeerterreinen mogelijk is van 11 hectare.
2.1. De raad stelt dat in de Beleidsregels kamperen alsmede in het vernietigde bestemmingsplan "Buitengebied (2008)" binnen de kampeersector een uitbreiding van 11 hectare op Terschelling mogelijk is gemaakt. In het onderhavige plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de agrarische bestemming van gronden met de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)" kan worden gewijzigd in de bestemming "Recreatie -1 (kampeerterreinen)". De raad stelt zich op het standpunt dat deze regeling in het bestemmingsplan de rechtszekerheid ten goede komt. Door gebieden op de verbeelding aan te wijzen is het voor een ieder duidelijk waar de mogelijkheden voor uitbreiding van kampeerterreinen zijn voorzien. Bovendien is bij de aanwijzing van de gebieden rekening gehouden met de effecten op natuur, milieu en omwonenden. Verder is net als in het vernietigde plan "Buitengebied" aansluiting gezocht bij bestaande kampeerterreinen zodat kampeerterreinen niet verder versnipperd raken.
2.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.7 van de planregels kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming "Agrarisch" wordt gewijzigd in de bestemming "Recreatie-1 (kampeerterreinen)", ten behoeve van de sanering van een kampeerterrein elders, mits:
(..)
2. Deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)";
3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
4. ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid een bestaand kampeerterrein elders geheel wordt aangekocht en verplaatst waarbij tegelijkertijd de verblijfsrecreatieve bestemming van het bestaande kampeerterrein wordt verwijderd c.q. wordt gewijzigd zodanig dat verblijfsrecreatie niet langer is toegestaan;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS);
6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein en van het gesaneerde kampeerterrein tezamen, zoals weergegeven in de kampeervergunning dan wel op de verbeelding, niet wordt vergroot;
(..)
b. de bestemming "Agrarisch" wordt gewijzigd in de bestemming "Recreatie - 1 (kampeerterreinen)", ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein, mits:
(..)
2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)";
3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
4. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein;
5. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot;
(..)
2.3. In de plantoelichting staat dat binnen het plangebied een camping ligt. Voor het beleid aangaande de kampeerterreinen gelden de Beleidsregels kamperen. Deze zijn gericht op stabilisatie van het aantal logiesplaatsen voor de kampeersector als geheel met daarnaast mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en seizoensverlenging. Verder wordt ruimte geboden voor recreatieve dienstverlening aan de gasten.
Op pagina 3 van de Beleidsregels kamperen staat dat in de Toeristische toekomstvisie Terschelling is aangegeven dat de kampeersector met maximaal 11 hectare kan toenemen. Groei is uitsluitend mogelijk aansluitend aan bestaande kampeerterreinen en mag niet onderbroken of doorsneden worden door openbare wegen, aldus de Beleidsregels kamperen.
2.4. De Afdeling stelt vast dat aan gronden met de bestemming "Agrarisch" aansluitend aan het bestaande kampeerterrein de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)" is toegekend. Gelet daarop maakt het plan in overeenstemming met de Beleidsregels kamperen uitbreiding van bestaande kampeerterreinen mogelijk. TCV heeft niet nader onderbouwd dat de campinghouders door deze bestemmingsregeling onevenredig in hun uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt. Ten aanzien van het betoog van TCV dat de planregeling prijsopdrijvend werkt, overweegt de Afdeling dat, gelet op het standpunt van de raad zoals vermeld onder 2.1, de raad ruimtelijke motieven ten grondslag heeft gelegd aan de keuze voor de uitbreidingslocaties. In hetgeen TCV heeft aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor de in het plan opgenomen regeling voor uitbreiding van kampeerterreinen heeft kunnen kiezen. Het betoog faalt.
3. TCV stelt dat de door de raad gehanteerde afstand van 30 m tussen de mogelijke uitbreidingslocaties voor kampeerterreinen en de omliggende woningen te groot is en onnodig beperkend voor campinghouders.
3.1. De raad stelt dat in het plan een afstand is aangehouden van 30 m tussen mogelijke uitbreidingslocaties voor kampeerterreinen en nabijgelegen woonpercelen om onevenredige overlast voor omwonenden ten gevolge van de uitbreiding van kampeerterreinen te voorkomen. Daarbij is bewust ervoor gekozen niet uit te gaan van de gevel van de nabijgelegen woningen nu die op wisselende afstand van de perceelgrenzen staan waardoor een logische begrenzing van de uitbreidingsterreinen moeilijk te realiseren is. Door consequent uit te gaan van 30 meter tussen de perceelgrenzen en de uitbreidingslocaties, is gewaarborgd dat in ieder geval 30 m wordt aangehouden tussen de verschillende functies. Daarmee is het woon- en leefklimaat van omwonenden gewaarborgd, aldus de raad. Hierbij heeft de raad in aanmerking genomen dat het gebied van oudsher intensief recreatief word gebruikt.
3.2. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. Naar het oordeel van Afdeling heeft de raad vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een afstand van 30 m tussen mogelijke uitbreidingslocaties voor kampeerterreinen en nabijgelegen woonpercelen in redelijkheid noodzakelijk kunnen achten ter voorkoming van onevenredige overlast voor omwonenden ten gevolge van de uitbreiding van kampeerterreinen. Daarbij heeft de raad het belang van omwonenden in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van de betrokken campinghouders. Het betoog faalt.
4. TCV kan zich voorts niet verenigen met de in artikel 11, lid 11.2.3, aanhef en onder b, van de planregels bepaalde maximale oppervlakte van een stacaravan in combinatie met de zogenoemde 15%-regeling. Hiertoe wordt aangevoerd dat in 2002 de oppervlakte van stacaravans op jaarstandplaatsen is verruimd van 30 m² naar 45 m², maar dat de oppervlakte van het kampeerterrein die met stacaravans mag worden ingevuld niet is verruimd waardoor het aantal bedden per campinghouder is verminderd. Om dit te corrigeren dient de raad te sturen op eenheden in plaats van op maximale oppervlakte. TCV wijst in dat verband op de tijdens de raadsvergadering aangenomen motie A die ten onrechte niet is betrokken bij de vaststelling van het plan. Artikel 3, lid 3.7, onder b, aanhef en onder 4 en 5, van de planregels beperkt de campinghouders nog verder in hun bedrijfsvoering, aldus TCV.
4.1. De raad stelt dat in het verleden de maximale oppervlakte van stacaravans op jaarstandplaatsen is verruimd tot 45 m² om campinghouders de mogelijkheid te bieden op de te verwachten vraag naar meer kwaliteit en comfort te kunnen inspelen. Dit is neergelegd in de Beleidsregels kamperen. Er is voor deze afmeting gekozen om aan te sluiten bij de te hanteren minimum oppervlakte van bungalows op kampeerterreinen. Uitgangspunt is dat voorkomen dient te worden dat meer toeristen naar het eiland komen dan het eiland kan dragen. Een van de manieren om dat te bereiken is de 15%-regeling die inhoudt dat maximaal 15% van de oppervlakte van het gedeelte dat in de kampeervergunning voor de plaatsing van jaar- en seizoenstandplaatsen is aangewezen, met stacaravans mag worden ingevuld. Deze norm dient tevens ter bescherming van de karakteristieken van het Terschellinger landschap tegen onaanvaardbare aantasting door ongebreidelde plaatsing van kampeermiddelen op jaarstandplaatsen. De raad stelt zich op het standpunt dat de huidige regeling campinghouders de vrijheid biedt het terrein naar eigen inzicht in te richten. De ondernemer kan binnen de 15%-regeling bepalen hoeveel eenheden hij wenst te plaatsen. Dit biedt volgens de raad voldoende ruimte voor differentiatie. Volgens de raad is ook de vorm van de kampeermiddelen (stacaravans) losgelaten. Als men een stacaravan wil groter dan 45 m² dan is er de mogelijkheid de jaarstandplaatsen om te zetten naar recreatiewoningen met een omvang van maximaal 90 m², aldus de raad. Ter zitting heeft de raad voorts toegelicht dat motie A strekt ter sturing op zowel het aantal eenheden, als op oppervlakte door middel van de 15%-regeling en dat uitvoering van de motie daarom niet mogelijk is. Gelet daarop heeft de raad ervoor gekozen te blijven sturen op oppervlakte door middel van de 15%-regeling.
De raad stelt verder dat de in artikel 3, lid 3.7, aanhef en onder b, van de planregels neergelegde wijzigingsbevoegdheid is ingegeven door de wens kwaliteitsverbetering door middel van het ruimer opzetten van de stacaravans te faciliteren en daarom niet is voorzien in de mogelijkheid het aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein te vergroten.
4.2. Motie A luidt als volgt:
De raad van de gemeente Terschelling in vergadering bijeen d.d. 29 mei 2012, gehoord de beraadslaging,
Overwegende dat
- Bij de uitbreiding van kampeerterreinen op grond van de uitbreidingsmogelijkheid van 11 hectare kwaliteitsverbetering is beoogd,
- Uitbreiding niet mag leiden tot een toename van het aantal eenheden.
- Dit op alle verbeeldingen die betrekking hebben op campings niet duidelijk gemaakt is.
Is van mening dat
- Het oorspronkelijke maximum aantal eenheden leidend moet zijn.
- Ook bij uitbreiding de 15%-regeling uitgangspunt is.
Verzoekt het college
Het aantal eenheden en de 15%-regeling bij uitbreiding van kampeerterrein in stand te houden.
Dit op alle verbeeldingen die betrekking hebben op campings duidelijk te maken.
En gaat over tot de orde van de dag.
4.3. Ingevolge artikel 11, lid 11.2.3, van de planregels gelden voor het plaatsen van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, voor zover thans van belang, de volgende regels:
a. gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zal niet meer bedragen dan de maximum oppervlakte, zoals per bestemmingsvlak is weergegeven op de verbeelding;
b. de oppervlakte van een stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 45 m² bedragen.
4.4. De Afdeling overweegt dat artikel 11, lid 11.2.3, aanhef en onder b, van de planregels overeenkomstig de Beleidsregels kamperen is vastgesteld. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een maximumoppervlakte van 45 m² voor stacaravans of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens in de planregels heeft kunnen vastleggen. De Afdeling stelt verder vast dat de raad motie A heeft aangenomen doch ook het onderhavige plan heeft vastgesteld. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet is vastgesteld zoals beoogd door de raad. Voorts heeft de raad zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uitbreiding van het aantal m² dat met stacaravans mag worden ingevuld niet wenselijk is, gelet op de draagkracht van Terschelling en de bescherming van de karakteristieken van het Terschellinger landschap. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid meer gewicht aan die belangen heeft kunnen toekennen dan aan het belang van de campinghouders bij meer bedden. Het betoog faalt.
5. TCV stelt ten slotte dat de regeling in artikel 3, lid 3.7, sub a, onder 4, van de planregels te beperkend is, voor zover daarin de voorwaarde is gesteld dat ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid een bestaand kampeerterrein elders geheel wordt aangekocht en verplaatst. Hiertoe voert zij aan dat indien een campinghouder besluit zijn recreatiebedrijf te beëindigen maar de grond niet wil verkopen er onnodig kampeerareaal verloren gaat. Dit heeft de raad ten onrechte niet onderkend. Volgens TCV dient de zinsnede ‘aangekocht en’ te worden geschrapt.
5.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat artikel 3, lid 3.7, sub a, onder 4, van de planregels zo dient te worden uitgelegd dat niet zozeer de gronden worden aangekocht, maar de kampeerrechten worden overgedragen, waaronder wordt verstaan dat de kampeervergunning wordt overgeschreven. Deze handelwijze sluit volgens de raad aan bij de praktijk.
5.2. De Afdeling ziet in de redactie van artikel 3, lid 3.7, sub a, onder 4, van de planregels geen aanknopingspunten voor de uitleg van deze regel die de raad blijkens zijn toelichting ter zitting heeft beoogd. Gelet daarop is de Afdeling van oordeel dat de planregel niet is vastgesteld zoals beoogd door de raad. Het beroep van TCV is in zoverre gegrond. Het plan is op dit punt vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en dient in zoverre te worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder a en b en vijfde lid, van de Awb, zoals deze luidden ten tijde van belang, de raad op te dragen om binnen 12 weken na en met inachtneming van deze uitspraak in zoverre een nieuw besluit te nemen. Het beroep van TCV is voor het overige ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
6. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met het in het plan gemaakte onderscheid tussen de bijgebouwenregeling bij de bestemming "Horeca-3" en de bestemming "Wonen". Voor een woning op gronden met de bestemming "Wonen" is het volgens hem mogelijk om bijgebouwen met een totale oppervlakte van 100 m² te realiseren. [appellant sub 2] wenst dezelfde regeling voor zijn bedrijfswoning op gronden met de bestemming "Horeca". Aan zijn perceel is weliswaar een bouwvlak toegekend dat 20% groter is dan het bestaande bedrijfsgebouw, maar het vergroten van een bedrijfsgebouw is volgens [appellant sub 2] iets anders dan het realiseren van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het woongenot.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor zowel gronden met de bestemming "Wonen" als "Horeca" ten behoeve van het wonen bij recht 40 m² aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen kan worden gerealiseerd. Alleen voor gronden met de bestemming "Wonen" kan volgens de raad, onder voorwaarden, de totale oppervlakte worden vergroot tot 100 m², waarbij de maximale uitbreiding met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen onder andere afhankelijk is van de oppervlakte van het perceel en de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw. De oppervlakte van vrijstaande recreatieverblijven is in deze 100 m² inbegrepen, aldus de raad. Gelet op het vorenstaande is niet bij elke woning 100 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan. De horecabestemming biedt volgens de raad standaard uitbreidingsmogelijkheden door een bouwvlak dat 20% groter is dan het bestaande bedrijfsgebouw. Deze uitbreidingsmogelijkheden kunnen zowel ten behoeve van het bedrijf als de bedrijfswoning worden toegepast. Daarnaast voorziet de in artikel 10.6, aanhef onder b, van de planregels neergelegde wijzigingsbevoegdheid in de mogelijkheid het bouwvlak met 20% te vergroten ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen. Gezien het verschil in bestemming en bijbehorende regels is de raad van mening dat een verschil in uitbreidingsmogelijkheden geoorloofd is.
6.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor gronden met de bestemming "Wonen" andere uitgangpunten gelden dan voor gronden met de bestemming "Horeca". Het aangevoerde biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad wat betreft de bijgebouwenregeling niet in redelijkheid een onderscheid heeft kunnen maken tussen deze bestemmingen.
7. [appellant sub 2] kan zich voorts niet verenigen met de omvang van het plandeel met de bestemming "Horeca", voor zover toegekend aan zijn perceel [locatie a]. Naar aanleiding van de door hem naar voren gebrachte zienswijze is het bestemmingsvlak weliswaar vergroot ten opzichte van het ontwerpplan, maar dit biedt volgens hem onvoldoende ruimte om een bijgebouw te realiseren zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige recreatieverblijven, zoals blijkt uit de bij het beroepschrift gevoegde situatietekening. Hij wenst daarom vergroting van het bestemmingsvlak tot de grens met het perceel [locatie b].
7.1. De raad stelt dat het bestemmingsvlak met 25 meter is vergroot ten opzichte van het ontwerpplan om uitbreidingsmogelijkheden van het horecabedrijf te faciliteren. Binnen het bestemmingsvlak zijn voldoende uitbreidingsmogelijkheden aanwezig, aldus de raad. Het resterende deel van het perceel maakt deel uit van een groter open groen gebied binnen het dorp Formerum en de raad acht bebouwing op deze gronden niet gewenst. Voor zover [appellant sub 2] met een verdere uitbreiding van het bestemmingsvlak beoogt dat het bijgebouw achter op het perceel wordt gelegaliseerd, stelt de raad zich op het standpunt dat dit gebouw zonder bouwvergunning en in strijd met het vorige plan is opgericht. De raad wenst dit bijgebouw niet als zodanig te bestemmen door middel van een verdere uitbreiding van het bestemmingsvlak.
7.2. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het achterste deel van het perceel van [appellant sub 2] deel uitmaakt van een open, groen gebied en dat daarom bebouwing van die gronden niet gewenst is. Gelet daarop heeft de raad in redelijkheid kunnen besluiten tot het toekennen van het bestemmingsvlak zoals neergelegd in het plan. Hierbij betrekt de Afdeling dat [appellant sub 2] met de situatietekening, noch anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat het bestemmingsvlak zoals vastgesteld onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden biedt.
7.3. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
8. [appellant sub 3] kan zich niet verenigen met de aan zijn perceel, kadastraal bekend gemeente Terschelling, sectie […], nr. […], toegekende bestemming "Agrarisch". Het plan voorziet daarmee ten onrechte niet in de door hem gewenste mogelijkheid voor de bouw van een woning. Hij wijst in dit verband op de gemeentelijke structuurvisie "Terschelling voorbij 2000" (hierna: de structuurvisie) waarin zijn perceel is aangewezen als zoekgebied voor woningbouw en derhalve is aangemerkt als zogenoemde invullocatie. Hij wijst er voorts op dat het vorige plan evenmin voorzag in een woningbouwmogelijkheid op zijn perceel, dat het college goedkeuring heeft onthouden aan die planregeling omdat de raad die onvoldoende had gemotiveerd en dat de Afdeling in de uitspraak van 7 juli 2010 het beroep van de raad daartegen ongegrond heeft verklaard.
[appellant sub 3] bestrijdt voorts het standpunt van de raad dat het woningbouwcontingent wordt overschreden en daarom geen ruimte biedt voor woningbouw op zijn perceel. Hij wijst daartoe op de op pagina 37 van het Woonplan Terschelling 2008-2016 (hierna: het Woonplan) weergegeven tabel waaruit blijkt dat het beoogde aantal te realiseren woningen in de periode 2000-2010 niet is gehaald. Bovendien acht de raad overschrijding van het woningbouwcontingent aanvaardbaar getuige de besluitvorming omtrent het bestemmingsplan "West-Terschelling West Aletalaan fase 4" Verder is ten onrechte geen onderzoek verricht naar scheefwonen en het aantal woningzoekenden. [appellant sub 3] stelt voorts dat particulieren worden achtergesteld ten opzichte van woningstichtingen nu woningen vrijwel uitsluitend kunnen worden gebouwd op gronden in eigendom bij de gemeente.
8.1. De raad stelt dat uit eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling geen verplichting volgt tot het opnemen van een woningbouwmogelijkheid op het perceel en dat aan de bestreden planregeling thans een andere motivering ten grondslag ligt. Hiertoe stelt de raad dat ten behoeve van het onderhavige plan een nieuwe belangenafweging is gemaakt die erin heeft geresulteerd dat daarin geen enkele invullocatie is opgenomen. De raad verwijst hiertoe naar de brief van het college van burgemeester en wethouders aan de raad van 6 september 2011 waarin staat dat naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan onderzoek is gedaan naar het nut en de noodzaak van invullocaties voor woningbouw die in het voorontwerp waren opgenomen. Uitkomst van dat onderzoek is dat het richtgetal van te bouwen woningen in de dorpen voor de periode tot 2016 geheel is benut en zelfs is overschreden. Bovendien is onduidelijk of na 2016 behoefte is aan nieuwe woningbouw. Gelet hierop bestaat volgens de raad geen noodzaak een regeling voor nieuwe woningen in het plan op te nemen. Uit de omstandigheid dat het perceel in de structuurvisie is aangewezen als zoekgebied voor woningbouw volgt evenmin dat [appellant sub 3] recht heeft op een invullocatie. Hiertoe betoogt de raad dat de structuurvisie een algemeen streefbeeld geeft voor wonen, dat nader is geconcretiseerd in het Woonplan. Het voorliggende plan is in overeenstemming met het Woonplan vastgesteld waarbij het niet opnemen van invullocaties is gemotiveerd. Gelet op het beperkte contingent aan woningen wordt dit zoveel mogelijk benut voor sociale woningbouw op gronden in eigendom van de gemeente, aldus de raad.
8.2. Bij besluit van 24 november 2009 heeft de raad het Woonplan vastgesteld. In het Woonplan staan de ambities van de gemeente met betrekking tot het wonen op Terschelling voor de periode 2008-2016. In het uitvoeringsprogramma van het Woonplan is uiteengezet op welke wijze de ambities worden gerealiseerd. Daartoe is een fasering opgenomen voor de periode 2008-2012 en de periode 2012-2016.
Uit tabel 8 op pagina 37 van het Woonplan volgt dat in de periode 2000-2010 is beoogd 283 woningen te realiseren en dat 163 woningen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Op pagina 84 van het uitvoeringprogramma staat dat het streven is om in de periode 2008-2012 het harde aanvangstekort van 80 woningen weg te werken en in de periode 2012-2016 nog eens 70 woningen te realiseren.
Uit tabel 23 op pagina 86 van het uitvoeringprogramma van het Woonplan volgt dat in de periode 2008-2016 in totaal 150 woningen kunnen worden gerealiseerd op Terschelling, waarvan 12 woningen kunnen worden gerealiseerd in de overige dorpen.
In tabel 1 "benutting richtgetal 2008-2016 dorpen buitengebied juli 2011" in de brief van 6 september 2011 is weergegeven dat in de periode 2008-2012 14 woningbouwmogelijkheden zijn benut.
8.3. Niet in geschil is dat het vorige plan niet voorzag in een woningbouwmogelijkheid op het perceel van [appellant sub 3]. Voorts heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 2010 geen plicht volgt tot het opnemen van een woningbouwmogelijkheid op het perceel in het onderhavige plan. Evenmin volgt een dergelijke verplichting uit de structuurvisie waarin het perceel is aangewezen als zoekgebied voor woningbouw. De raad kan, mits goed gemotiveerd, van een door hem op een eerder tijdstip vastgestelde structuurvisie afwijken, nog daargelaten dat de omstandigheid dat het perceel behoort tot een zoekgebied voor woningbouw niet betekent dat op zijn perceel de keuze voor nieuw te bouwen woningen zou moeten vallen.
Gelet op tabel 1 uit de brief van 6 september 2001 heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het woningbouwcontingent voor de overige dorpen voor de periode tot 2016 reeds is benut en overschreden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de stelling van [appellant sub 3] dat uit tabel 8 op pagina 37 van het Woonplan volgt dat nog woningbouwcontingent beschikbaar is, berust op een onjuiste veronderstelling. Zoals de raad in het verweerschrift heeft toegelicht volgt uit pagina 84 van het uitvoeringsprogramma immers dat in het woningbouwcontingent van 150 woningen het in tabel 8 geconstateerde tekort van 80 woningen reeds is verdisconteerd.
Aan het Woonplan zijn onder meer het Woningbehoeftenonderzoek Terschelling 2007, bevolkingsprognoses van Primos uit 2007 en een overzicht van de bevolkingsopbouw in de periode 2006-2020 in de gemeente Terschelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek ten grondslag gelegd. Gelet daarop ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat aan het plan in zoverre onvoldoende onderzoek ten grondslag ligt.
Nu het woningbouwcontingent reeds is overschreden, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat, indien het plan zou voorzien in de door [appellant sub 3] gewenste bouwmogelijkheid, het aantal particuliere koopwoningen in strijd met het gemeentelijk beleid planologisch zou worden uitgebreid. In het door [appellant sub 3] aangevoerde heeft de raad geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan dient te worden afgeweken van dat beleid. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad in reactie op de stelling van [appellant sub 3] dat overschrijding van het woningbouwcontingent niet in de weg staat aan het bestemmingsplan "West-Terschelling West Aletalaan fase 4", heeft betoogd dat indien het woningbouwcontingent zal worden overschreden vanwege dat bestemmingsplan, hetgeen nog niet vaststaat, een geringe overschrijding in dat geval aanvaardbaar wordt geacht aangezien dit project tegemoetkomt aan de woningbehoefte in West-Terschelling die is ontstaan door achterlopende nieuwbouw in de periode 2000-2008.
De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellant sub 3] gewenste bouwmogelijkheid op zijn perceel niet vergelijkbaar is met de bouw van ongeveer 35 woningen in West-Terschelling, zodat de raad daarin geen aanleiding heeft hoeven zien ten behoeve van de door [appellant sub 3] gewenste bouwmogelijkheid af te wijken van het beleid in het Woonplan.
Wat betreft de stelling van [appellant sub 3] dat particulieren worden achtergesteld ten opzichte van woningstichtingen, overweegt de Afdeling dat de raad het individuele belang van [appellant sub 3] bij een woningbouwmogelijkheid in redelijkheid minder zwaar heeft kunnen laten wegen dan het algemene belang dat is gemoeid met de bouw van sociale huurwoningen op locaties waar de gemeente grip heeft op de daadwerkelijke realisatie van die woningen.
8.4. In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.
Proceskosten
9. Ten aanzien van TCV overweegt de Afdeling dat de onderhavige zaak en de zaken nrs. 201207661/1/R4, 201207663/1/R4, 201207664/1/R4, 201207665/1/R4 en 201207667/1/R4 die eveneens op 21 maart 2013 ter zitting zijn behandeld, als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden aangemerkt. Omdat de raad in zaak nr. 201207661/1/R4 in de bij TCV in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten is veroordeeld, bestaat in deze zaak geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de vereniging Terschellinger Campinghouders Vereniging gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Terschelling van 29 mei 2012, voor zover het betreft artikel 3, lid 3.7, sub a, onder 4, van de planregels;
III. draagt de raad op om binnen 12 weken na en met in achtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, voor zover dit is vernietigd, en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. verklaart het beroep van de vereniging Terschellinger Campinghouders Vereniging voor het overige en de beroepen van [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] geheel ongegrond;
V. gelast dat de raad van de gemeente Terschelling aan de vereniging Terschellinger Campinghouders Vereniging het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
472.