201209080/1/R4.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Breda,
de raad van de gemeente Lansingerland,
verweerder.
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan
"Centrum Bergschenhoek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (hierna: het college) bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaarschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) ter behandeling als beroepschrift naar de Afdeling doorgezonden.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. te Selle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan bevat een actuele juridisch-planologische regeling voor het dorpscentrum van Bergschenhoek en is conserverend van aard.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met de gewijzigde vaststelling van het plan, voor zover daarbij de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol" is toegekend aan het perceel Dorpsstraat 28a te Bergschenhoek. Hij vreest dat door voornoemde aanduiding de ontwikkeling van zijn perceel en de dorpskern van Bergschenhoek worden beperkt. [appellant] stelt dat de raad in de zienswijze van de eigenaar van het perceel Dorpsstraat 24 ten onrechte aanleiding heeft gezien de aanduiding aan zijn perceel toe te kennen.
3.1. De raad stelt onder verwijzing naar de Nota Cultuurhistorie Plus, vastgesteld op 26 april 2012 (hierna: de nota), dat op het desbetreffende perceel een cultuurhistorisch waardevol object staat en dat met voornoemde aanduiding de cultuurhistorische waarde van het desbetreffende pand wordt beschermd. De aanduiding heeft volgens de raad als gevolg dat op grond van artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.2, aanhef en sub d, van de planregels de bestaande goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen niet mogen worden veranderd. Volgens de raad vormt de aanduiding geen beperking voor de gebruiksmogelijkheden op het desbetreffende perceel.
3.2. In bijlage 1 van de nota is het pand Dorpsstraat 28a aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol object, zijnde een dorpsgezicht. De inhoudelijke afweging waarom aan het pand een cultuurhistorische waarde is toegekend, is in de nota gemaakt. Na de vaststelling van de nota heeft de raad besloten de daarin als zodanig aangeduide objecten in op te stellen bestemmingsplannen te beschermen via een aanduiding. Hierbij is de beleidslijn gehanteerd dat in beginsel deze aanduiding wordt opgenomen in bestemmingsplannen waarvan het ontwerpplan nog niet ter inzage heeft gelegen. Het ontwerpplan "Centrum Bergschenhoek" heeft ter inzage gelegen vanaf 9 februari 2012 - derhalve voor de vaststelling van de nota. Daarin is dan ook in overeenstemming met voornoemde beleidslijn aan het perceel Dorpsstraat 28a niet de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol" toegekend. Naar aanleiding van een naar voren gebrachte zienswijze die uitsluitend betrekking had op het perceel Dorpsstraat 24 heeft de raad, gelet op de inmiddels vastgestelde nota, bij de vaststelling van het plan besloten aan de percelen Dorpsstraat 24 tot en met 28, die zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, een samenhangend ensemble vormen, de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol" toe te kennen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee in strijd met zijn eigen beleidslijn gehandeld. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom afwijking van de beleidslijn in dit geval gerechtvaardigd is.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling dan ook aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol" ter plaatse van het perceel Dorpsstraat 28a. Gelet daarop behoeft het beroep van [appellant] voor het overige geen bespreking meer.
4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lansingerland van 5 juli 2012, nummer 2012/70, voor zover het betreft de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol" ter plaatse van het perceel Dorpsstraat 28a te Bergschenhoek;
III. draagt de raad van de gemeente Lansingerland op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Lansingerland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013