ECLI:NL:RVS:2013:CA3689

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207907/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.B.M. Hent
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgtoeslag en verzekeringsplicht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 3 juli 2012 geoordeeld dat de Belastingdienst de zorgtoeslag van de wederpartij voor het jaar 2008 ten onrechte op nihil had vastgesteld en € 1.476,00 aan uitbetaalde voorschotten had teruggevorderd. De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst van 6 augustus 2011, waarin de zorgtoeslag werd vastgesteld op nihil. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet aannemelijk had gemaakt dat de wederpartij niet verzekerd was tegen ziektekosten volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Belastingdienst stelde dat de wederpartij geen recht had op zorgtoeslag omdat zij niet verzekerd was volgens de Zvw, maar de rechtbank vernietigde dit besluit en droeg de Belastingdienst op om een nieuw besluit te nemen.

Tijdens de zitting op 26 april 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Belastingdienst voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij de bewijslast had om aan te tonen dat de wederpartij geen verplicht eigen risico had. De rechtbank had echter vastgesteld dat de Belastingdienst niet had aangetoond dat de verzekering van de wederpartij niet voldeed aan de eisen van de Zvw. De Belastingdienst had de zorgtoeslag niet kunnen afwijzen zonder voldoende bewijs dat de wederpartij niet verzekerd was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Belastingdienst opnieuw op het bezwaar van de wederpartij moest beslissen, met inachtneming van de ter zitting overgelegde gegevens. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de Belastingdienst om aanvragers van zorgtoeslag correct te informeren en de juiste bewijsvoering te leveren. De beslissing van de Raad van State werd openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.

Uitspraak

201207907/1/A2.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 juli 2012 in zaak nr. 12/759 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats] (thans wonend te [woonplaats], Curaçao),
en
de Belastingdienst.
Procesverloop
Bij besluit van 6 augustus 2011 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag van [wederpartij] voor het jaar 2008 vastgesteld op nihil en € 1.476,00 aan uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 3 januari 2012 heeft de Belastingdienst het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 3 juli 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 januari 2012 vernietigd en de Belastingdienst opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2013, waar de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer en mr. C.L.N.E. Bogaerts, beiden werkzaam bij de Belastingdienst, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de zorgtoeslag (hierna: Wzt) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgverzekering verstaan: de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw).
Ingevolge deze aanhef en onder c, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder verzekerde verstaan: de persoon in artikel 1, onder f, of in artikel 69 van de Zvw, vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin hij achttien jaar wordt, met uitzondering van de verzekerde, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van die wet.
Ingevolge deze aanhef en onder d, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgtoeslag verstaan: een tegemoetkoming in de premie voor een zorgverzekering.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, heeft de verzekerde, indien de normpremie voor een verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Zvw wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgverzekeraar verstaan: een verzekeraar, voor zover deze zorgverzekeringen aanbiedt of uitvoert.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder zorgverzekering verstaan: een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering, die voldoet aan hetgeen daarover bij of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan.
Ingevolge deze aanhef en onder f wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder verzekerde verstaan: degene wiens risico van behoefte aan zorg of overige diensten, als bedoeld in artikel 10, door een zorgverzekering wordt gedekt.
Ingevolge deze aanhef en onder g wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder verplicht eigen risico verstaan: een bedrag aan kosten van zorg of overige diensten als bedoeld bij of krachtens artikel 11, dat voor rekening van de verzekerde blijft.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, is degene die ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
Ingevolge artikel 10 is het krachtens de zorgverzekering te verzekeren risico de behoefte aan:
a. geneeskundige zorg, waaronder de integrale eerstelijnszorg zoals die door huisartsen en verloskundigen pleegt te geschieden;
b. mondzorg;
c. farmaceutische zorg;
d. hulpmiddelenzorg;
e. verpleging;
f. verzorging, waaronder de kraamzorg;
g. verblijf in verband met geneeskundige zorg;
h. vervoer in verband met het ontvangen van zorg of diensten als bedoeld in de onderdelen a tot en met g, dan wel in verband met een aanspraak op grond van de AWBZ.
Ingevolge artikel 18a, eerste lid, heeft iedere verzekerde van achttien jaar of ouder een verplicht eigen risico van € 150,00 per kalenderjaar.
Ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) wordt een aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge het derde lid maant de Belastingdienst, indien de gegevens of inlichtingen niet op tijd zijn verstrekt door de persoon aan wie dit is gevraagd, hem aan onder het stellen van een nadere termijn om alsnog de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de AWBZ is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene, die:
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
2. Bij besluit van 6 augustus 2011 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag van [wederpartij] voor het jaar 2008 vastgesteld op nihil en € 1.476,00 aan uitbetaalde voorschotten teruggevorderd. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat [wederpartij] ten onrechte niet is verzekerd tegen ziektekosten als bedoeld in de Zvw, zodat zij geen recht heeft op zorgtoeslag. [wederpartij] heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en ter onderbouwing daarvan een polisblad 2008 van VPZ Assuradeuren (hierna: VPZ), een met dat polisblad meegezonden brief van VPZ van december 2007, en een premietabel 2008 overgelegd. De Belastingdienst heeft het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar bij besluit van 3 januari 2012 ongegrond verklaard, maar de aan het besluit van 6 augustus 2011 ten grondslag liggende motivering gewijzigd in die zin dat [wederpartij] via VPZ weliswaar voor ziektekosten was verzekerd, maar dat deze verzekering geen zorgverzekering is in de zin van de Zvw.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst niet aannemelijk heeft gemaakt dat [wederpartij] op grond van de door haar afgesloten verzekering geen verplicht eigen risico heeft van € 150,00 per kalenderjaar. Omdat gelet hierop niet duidelijk is of die verzekering kan worden gekwalificeerd als zorgverzekering in de zin van artikel 1, aanhef en onder d, van de Zvw heeft de rechtbank het besluit van 3 januari 2012 vernietigd.
3. De Belastingdienst betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij aannemelijk dient te maken dat [wederpartij] in 2008 geen verplicht eigen risico van € 150,00 per kalenderjaar heeft gehad en dus geen zorgverzekering in de zin van de Zvw heeft afgesloten. De Belastingdienst voert daartoe aan dat de door de rechtbank opgelegde bewijslast niet in overeenstemming is met de systematiek van de Awir, nu uit die systematiek volgt dat de aanvrager van een tegemoetkoming aannemelijk moet maken dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor die tegemoetkoming. Voorts voert de Belastingdienst aan dat [wederpartij] volgens het polisblad 2008 geen verplicht eigen risico heeft gehad, nu daarop een eigen risico van € 0,00 staat vermeld. Ook gezien de brief van VPZ van december 2007 mocht de Belastingdienst ervan uitgaan dat [wederpartij] niet was verzekerd op grond van een zorgverzekering in de zin van de Zvw.
3.1. Niet is in geschil dat [wederpartij] in 2008 van rechtswege was verzekerd ingevolge de AWBZ. Dit brengt mee dat zij ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Zvw verplicht was zich met een zorgverzekering - ook wel basisverzekering genoemd - te verzekeren tegen het in artikel 10 van de Zvw bedoelde risico.
Uit artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wzt, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, aanhef, onder b en d, van die wet volgt dat de zorgtoeslag een tegemoetkoming is in de premie voor een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zvw. Met de zorgtoeslag wordt beoogd een gedeelte van de premie van de wettelijk verplichte zorgverzekering te compenseren voor verzekerden met een laag inkomen. Een verzekerde als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wzt, gelezen in verbinding met artikel 1, aanhef en onder f, van de Zvw, heeft derhalve slechts aanspraak op zorgtoeslag indien ten behoeve van de aanvrager ervan in het desbetreffende berekeningsjaar een zorgverzekering in de zin van artikel 1, onder d, van de Zvw is gesloten.
3.2. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Op 3 oktober 2005 heeft [wederpartij] een aanvraag zorgtoeslag ingediend, waarbij zij de op dit aanvraagformulier gevraagde gegevens heeft ingevuld. Deze aanvraag moet ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Awir worden geacht mede te zijn gedaan voor het berekeningsjaar 2008. Daarmee heeft zij in beginsel voldaan aan de op haar ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb rustende informatieplicht.
3.3. Indien voor de beoordeling van de aanspraak op een tegemoetkoming zorgtoeslag aanvullende gegevens benodigd zijn, kan de Belastingdienst ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir [wederpartij] vragen die gegevens alsnog aan de Belastingdienst te verstrekken. Op het door [wederpartij] in bezwaar overgelegde polisblad is opgenomen dat voor verzekerden van 18 jaar en ouder die zijn verzekerd op basis van de VPZ/VGZ Zorgverzekering 2008 een verplicht eigen risico van € 150,00 geldt. Voorts staat daarop vermeld dat, indien is gekozen voor een vrijwillig eigen risico, dit op het polisblad voor de desbetreffende verzekerde kenbaar is gemaakt. Op het polisblad staat een eigen risico van € 0,00 vermeld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit het polisblad niet zonder meer kan worden afgeleid of het daarin vermelde bedrag van € 0,00 ziet op het verplicht of vrijwillig eigen risico. De brief van VPZ van december 2007 bevat in algemene zin informatie over de verplichting om een zorgverzekering in de zin van de Zvw af te sluiten indien inkomen wordt ontvangen waarover in Nederland sociale premies worden betaald, zodat daaruit evenmin kan worden afgeleid dat [wederpartij] niet was verzekerd voor zorg in de zin van de Zvw. Gelet hierop en gezien de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb en artikel 18, eerste lid, van de Awir heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het op de weg van de Belastingdienst ligt aannemelijk te maken dat [wederpartij] op grond van de door haar afgesloten verzekering geen verplicht eigen risico heeft gehad van € 150,00 per jaar.
Het betoog faalt. Dit betekent dat de Belastingdienst opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] dient te beslissen. Daarbij dient de Belastingdienst de ter zitting overgelegde gegevens uit het Unieke zorgverzekeraarsidentificatie-register mee te nemen in zijn besluitvorming, maar niet voordat deze naar [wederpartij] zijn gezonden en haar de mogelijkheid is geboden daarop schriftelijk te reageren.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat van de Belastingdienst/Toeslagen een griffierecht van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
85-705.