201308351/1/A4.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2013 heeft het college zijn beslissing om op 28 maart 2013 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het door [appellante] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: het Uitvoeringsbesluit) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (in totaal € 119,00) voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit van 29 juli 2013 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M. Wilbrink en W.R. Liefden, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit moeten inzamelmiddelen door de gebruiker van het perceel worden aangeboden op de voor dat perceel vastgestelde inzameldag zoals aangegeven op de huisvuilkalender.
Ingevolge het tweede lid is het aanbieden van inzamelmiddelen toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van inzameling zelf.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met huishoudelijke afvalstoffen die op donderdag 28 maart 2013 om 09.20 uur is aangetroffen ter hoogte van de Obrechtstraat 163 te Den Haag. In dit geval was de vastgestelde inzameldag volgens de huisvuilkalender vrijdag. Omdat in de huisvuilzak een wikkel is aangetroffen met daarop de naam- en adresgegevens van [appellante], stelt het college zich op het standpunt dat de huisvuilzak van haar afkomstig is en dat zij deze in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening, gelezen in samenhang met artikel 6, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, ter inzameling heeft aangeboden.
3. [appellante] betoogt dat zij de overtreding niet heeft gepleegd, zodat de kosten van bestuursdwang niet op haar kunnen worden verhaald. Zij voert aan dat uit de enkele omstandigheid dat in de huisvuilzak een wikkel is aangetroffen met daarop haar naam- en adresgegevens niet kan worden afgeleid dat de huisvuilzak van haar afkomstig is. Zij wijst erop dat het regelmatig voorkomt dat geadresseerd reclamedrukwerk verkeerd wordt bezorgd, dat aan haar op 25 maart 2013 een pakje is verstuurd dat nooit is aangekomen en dat zij voortdurend spullen weggeeft aan buren in doosjes waar haar adres op staat. De aard van het aangetroffen stuk en de afzender kunnen bovendien niet worden opgemaakt uit het rapport van de toezichthouder dat ten grondslag ligt aan het besluit van 10 april 2013 en de bijbehorende foto. Voorts voert [appellante] aan dat op donderdagochtend altijd iemand van de thuiszorg langskomt, zodat het goed mogelijk is dat diegene de huisvuilzak heeft buiten gezet.
3.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. In de regel zal mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 15 oktober 2008 in zaak nr. 200707345/1, is degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift schendt in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht; daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt.
3.2. Niet in geschil is dat de aangetroffen huisvuilzak onjuist is aangeboden. Blijkens de foto behorend bij het rapport van de toezichthouder is in de huisvuilzak een stuk aangetroffen waarop de naam- en adresgegevens van [appellante] geprint staan. Weliswaar zijn op de foto alleen haar naam- en adresgegevens zichtbaar, maar de foto maakt aannemelijk dat het een wikkel bij een poststuk betreft waarvan mag worden aangenomen dat [appellante] het heeft ontvangen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet op grond van het rapport en de foto op het standpunt mocht stellen dat de aangetroffen huisvuilzak herleidbaar is tot [appellante]. De enkele stellingen dat geadresseerd reclamedrukwerk regelmatig verkeerd wordt bezorgd, dat een aan haar verstuurd pakketje nooit is aangekomen en dat zij voortdurend spullen aan buren weggeeft in doosjes waar haar adres op staat, zijn onvoldoende om aannemelijk te achten dat [appellante] niet degene is geweest die de huisvuilzak ter inzameling heeft aangeboden. Voor zover niet zij, maar de medewerkster van de thuiszorg de huisvuilzak heeft aangeboden, moet dit aan [appellante] worden toegerekend.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Dekker, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Dekker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
563.