ECLI:NL:RVS:2014:1018

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201308543/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Meuleneind, Hoogeloon en de bouwhoogte van woningen

Op 19 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Meuleneind, Hoogeloon". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Bladel op 20 juni 2013, voorziet in de bouw van maximaal 11 woningen op het perceel Akkerstraat 10. Appellant A en appellant B, beiden wonend in Hoogeloon, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij betogen dat de maximale bouwhoogte van 9 meter voor de woningen in strijd is met de karakteristiek van de omgeving en het vertrouwensbeginsel. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de gekozen bouwhoogte uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is en dat er voldoende ruimte is voor de aanleg van parkeerplaatsen.

Tijdens de zitting op 13 januari 2014 zijn de appellanten vertegenwoordigd door mr. A. Vinkenborg, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum en A.H.M. van der Staak BBA. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de karakteristiek van de omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast door de bouwhoogte van 9 meter. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de koopovereenkomst tussen de erven van een derde partij en de gemeente, en dat het nieuwe beeldkwaliteitsplan aansluit bij het vorige plan.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de terughoudende toetsing door de Afdeling.

Uitspraak

201308543/1/R3.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Hoogeloon, gemeente Bladel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bladel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Meuleneind, Hoogeloon" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A. Vinkenborg, en de raad, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum en A.H.M. van der Staak BBA, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet onder meer in de bouw van maximaal 11 woningen op het perceel Akkerstraat 10 aan de noordwestzijde van de kern Hoogeloon.
2.1. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte de plandelen met de bestemming "Wonen - 1" voor het perceel Akkerstraat 10 heeft vastgesteld, voor zover voor woningen een bouwhoogte van maximaal 9 m is toegestaan. Daartoe voert hij aan dat de woningen met een bouwhoogte van 9 m afbreuk doen aan de karakteristiek van de omgeving van dit perceel. Voorts voert [appellant] aan dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de koopovereenkomst tussen de erven van [partij] en de gemeente over de aankoop van het perceel Akkerstraat 10. In dit verband stelt hij dat een maximale bouwhoogte van 9 m afwijkt van het oorspronkelijke beeldkwaliteitsplan voor het perceel Akkerstraat 10, waarin is uitgegaan van de bouw van woningen in de vorm van een langgevelboerderij met een bouwhoogte van maximaal 7,5 m. Volgens [appellant] zijn de plandelen met de bestemming "Wonen - 1" derhalve in zoverre in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Voorts betoogt [appellant] dat de raad de twee bouwvlakken voor het deel van het perceel Akkerstraat 10 aan de zijde van de Akkerstraat meer naar achteren had moeten voorzien, waarbij de voorgevelrooilijn op dit perceel in het verlengde komt te liggen van de voorgevelrooilijnen op de naastgelegen percelen Akkerstraat 4, 6 en 8. Volgens [appellant] wordt daarmee voorkomen dat zijn uitzicht door de nieuwe woningen wordt aangetast en dat deze woningen ten opzichte van naastgelegen woningen kunnen verspringen.
Verder vreest [appellant] dat in het plangebied onvoldoende ruimte is voorzien voor de aanleg van het benodigde aantal parkeerplaatsen, nu deze parkeerplaatsen niet op de verbeelding of de inrichtingstekening zijn ingetekend.
2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat een bouwhoogte van maximaal 9 m uit een ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Volgens de raad is bij de keuze voor deze bouwhoogte rekening gehouden met de koopovereenkomst tussen de erven van [partij] en de gemeente.
Voorts zullen de nieuwe woningen die aan de zijde van de Akkerstraat zijn voorzien, het uitzicht van [appellant] niet aantasten. Dat deze woningen kunnen verspringen past in het straatbeeld van de Akkerstraat. Verder stelt de raad dat in het plangebied voldoende ruimte is voor de aanleg van het benodigde aantal parkeerplaatsen.
2.3. Uit de verbeelding volgt dat de maximale goot- en bouwhoogte voor hoofdgebouwen op het perceel Akkerstraat 10 4,5 m onderscheidenlijk 9 m bedraagt.
Ingevolge artikel 1, onder 1.31, van de planregels wordt in deze regels onder voorgevel verstaan: de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
Ingevolge onderdeel 1.33 wordt verstaan onder voorgevelrooilijn: de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
Ingevolge artikel 7, lid 7.2, gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen:
c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee-aaneen" nieuwbouw van woningen toegestaan in de vorm van:
1. maximaal 2 vrijstaande woningen of
2. maximaal 1 vrijstaande woning en 2 twee-aaneen gebouwde woningen;
[…];
e. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter;
f. de goot- en bouwhoogte zijn maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
[…].
2.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de karakteristiek van de omgeving van het perceel Akkerstraat 10 door het toestaan van een maximale bouwhoogte van 9 m voor woningen niet onaanvaardbaar zal worden aangetast. Daarbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat woningen in de omgeving een vergelijkbare hoogte hebben en dat de woning die voorheen op dit perceel stond een hoogte had van 8,4 m. Ook heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat het vorige bestemmingsplan een bouwhoogte van maximaal 12 m voor woningen op dit perceel toestond.
Het betoog faalt.
2.5. In artikel 19 van de overeenkomst tussen de erven van [partij] en de gemeente tot aankoop van het perceel Akkerstraat 10 staat:
"De gemeente neemt het intellectueel eigendom van het stedenbouwkundige en het beeldkwaliteitsplan over. De gemeente is niet verplicht om het plan conform deze plannen te realiseren en is vrij in de invulling van het plan. Wel zal rekening worden gehouden dat de uitstraling langs de Akkerstraat zoveel als mogelijk overeenkomt met het oorspronkelijke beeldkwaliteitsplan (blok van 2 in boerderijvorm met een maximum nokhoogte van 7,5 m)."
2.6. Voor de nieuwe ontwikkeling op het perceel Akkerstraat 10 is een nieuw beeldkwaliteitsplan vastgesteld waarin onder meer wordt uitgegaan van het dorpse karakter van dit perceel en de bouw van woningen met de uitstraling van een langgevelboerderij. Volgens de raad is bij de vaststelling van het nieuwe beeldkwaliteitsplan, wat betreft de ruimtelijke uitstraling van het perceel, aansluiting gezocht bij het vorige beeldkwaliteitsplan. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad geen rekening heeft gehouden met voormelde overeenkomst en dat het plan in zoverre in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld.
Het betoog faalt.
2.7. Voorts heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien de voorziene bouwvlakken voor het deel van het perceel Akkerstraat 10 aan de zijde van de Akkerstraat meer naar achteren te voorzien, waarbij de voorgevelrooilijn op dit perceel in het verlengde komt te liggen van de voorgevelrooilijnen op de naastgelegen percelen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant] niet onaanvaardbaar zal worden aangetast door de nieuwe woningen die op het perceel Akkerstaat 10 zijn voorzien. Daarbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat, voor zover de voorgevels van de nieuwe woningen in de voorgevelrooilijn op het perceel worden gesitueerd, de afstand tussen deze woningen en de woning van [appellant] op het perceel [locatie] 25 m bedraagt. Verder ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het eventueel verspringen van deze woningen niet in het straatbeeld van de Akkerstraat past, nu de raad onweersproken heeft gesteld dat het verspringen van woningen in de Akkerstraat vaker voorkomt.
Het betoog faalt.
2.8. In paragraaf 3.4 van de plantoelichting staat dat maximaal 19,8 parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen nodig zijn. In totaal worden 22,7 parkeerplaatsen in het plangebied aangelegd, waarvan 12,7 parkeerplaatsen op eigen terrein en 10 parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Ook staat in de plantoelichting dat in het plangebied voldoende ruimte aanwezig is om te parkeren. Voorts is volgens de raad op eigen terrein en op gronden met een verkeersbestemming voldoende ruimte voor de aanleg van 23 parkeerplaatsen. Gelet hierop ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat in het plangebied onvoldoende ruimte is voorzien voor de aanleg van het benodigde aantal parkeerplaatsen.
Het betoog faalt.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
177-629.