201304772/1/A2.
Datum uitspraak: 2 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 april 2013 in zaak nr. 12/2574 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een subsidie op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2014, waar mr. C.J.M. Daniels, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1.3, eerste lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel (hierna: SNL) kan op grond van deze verordening uitsluitend subsidie worden verstrekt als het college de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag.
Ingevolge het tweede lid kan het college subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende subsidies, toeslagen, natuurbeheertypen, agrarische beheertypen, landschapsbeheertypen, agrarische beheerpakketten, beheerpakketten landschap, categorieën van begunstigden of gebieden.
Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, kan het college op aanvraag een subsidie natuurbeheer verstrekken.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, kan het college een subsidie natuurbeheer verhogen met een vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket op een natuurterrein.
Bij besluit van 4 oktober 2011, kenmerk 2011/0149141, (hierna: Openstellingsbesluit) heeft het college voor onder meer de SNL de subsidieplafonds, aanvraagperioden en/of de tarieven voor het begrotingsjaar 2012 vastgesteld.
Ingevolge artikel 1, onderdeel A, eerste lid, zijn voor het begrotingsjaar 2012 voor de SNL de volgende subsidieplafonds vastgesteld:
1.1 Natuurbeheer
a. € 2.260.000,- voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1 ten behoeve van de natuurtype met de aanduiding N01 tot en met N07 en N10 tot en met N17, voor het recreatiepakket als bedoeld in art. 3.6, eerste lid onderdeel b, de toeslag als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid onderdeel b (schaapskuddes) en voor subsidies als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a (landschapsbeheer binnen natuurterreinen) ten behoeve van de landschapselementen met de aanduiding L01.01 tot en met L01.09 en L01.14 ten behoeve van het beheer op die terreinen gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) waarvoor in de periode 2010/2011 door of namens de provincie een subsidie is verstrekt voor beheer, inrichting, verwerving en/of functieverandering en waarbij die subsidie afloopt voor 31 december 2012 of particuliere natuuraanlegprojecten die juridisch zijn verplicht.
[…].
2. [appellant] heeft het college verzocht om een subsidie natuurbeheer voor het natuurbeheerpakket N12.02 "kruiden- en faunarijk grasland" met toeslagrechten voor de instandhouding van een recreatiepakket en een subsidie landschapsbeheer voor de landschapselementen L.01.01.01a "Poel" en L.01.08.01a "Knotboom stamdiameter <20 cm".
Aan het besluit van 24 mei 2012, gehandhaafd bij besluit van 30 oktober 2012, heeft het college ten grondslag gelegd dat de aanvraag geen betrekking heeft op gronden die in de EHS liggen, zodat ingevolge artikel 1.3, eerste lid, van de SNL, gelezen in samenhang met het Openstellingsbesluit, geen aanspraak op subsidie bestaat.
De rechtbank heeft dat standpunt gevolgd.
3. [appellant] betoogt dat het niet strookt met de geest van de SNL om hem wel subsidie te verlenen voor het inrichten van een natuurterrein, maar niet voor het in stand houden ervan. Het college had dan ook aanleiding moeten zien de beperking in het Openstellingsbesluit tot in de EHS gelegen terreinen buiten toepassing te laten.
3.1. Het Openstellingsbesluit is een algemeen verbindend voorschrift. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 maart 2013 in zaak nr. 201200844/1/A2), kan aan een algemeen verbindend voorschrift slechts verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag, in dit geval het college, om de verschillende belangen, die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft daarbij niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft ook overigens daarbij terughoudendheid te betrachten.
Artikel 1.3, tweede lid, van de SNL biedt het college de mogelijkheid voor verschillende gebieden verschillende subsidieplafonds vast te stellen. De beperking in het Openstellingsbesluit tot in de EHS gelegen terreinen is derhalve daarmee niet in strijd. Zij is evenmin in strijd met een algemeen rechtsbeginsel. Het college heeft in het besluit van 30 oktober 2012 toegelicht dat voor deze beperking gekozen is, omdat de voor natuurbeheer beschikbare middelen beperkt zijn. Die keuze is niet onredelijk.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college hem de gevraagde subsidie had moeten verlenen, nu hij in het kader van een eerder op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 verkregen inrichtings- en functieveranderingssubsidie gehouden was een beheersubsidie op grond van de SNL aan te vragen.
4.1. Ten tijde van de besluitvorming gaf het Openstellingsbesluit voor [appellant] geen mogelijkheid tot subsidie, nu zijn gronden op dat moment niet in de EHS lagen. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] ingevolge artikel 1.3, eerste lid, van de SNL, gelezen in samenhang het Openstellingsbesluit, geen aanspraak op subsidie had.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij verplicht was een subsidie op grond van de SNL aan te vragen. Ook indien hij dat wel aannemelijk had gemaakt, had dat niet tot het oordeel geleid dat het college gehouden was de gevraagde subsidie te verlenen, nu het college slechts subsidie kon verlenen, indien de mogelijkheid daartoe was opengesteld.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Krokké
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2014
686.