ECLI:NL:RVS:2014:1158

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
201306082/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van het gebied Sint Jansberg als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn

Op 2 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar (appellant) en de staatssecretaris van Economische Zaken (verweerder). De zaak betreft de aanwijzing van het gebied Sint Jansberg als speciale beschermingszone op basis van de Habitatrichtlijn. Dit besluit was genomen door de staatssecretaris op 23 mei 2013, waarbij het gebied werd aangewezen als Natura 2000-gebied. Het college van burgemeester en wethouders heeft beroep ingesteld tegen deze aanwijzing, met de stelling dat het gebied ten onrechte als Natura 2000-gebied is aangewezen, omdat de soortbescherming van het vliegend hert in het gebied niet zou gelden. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het gebied juist is aangewezen ter verbetering van de geografische spreiding van het vliegend hert, en dat het gebied ook de zeggekorfslak herbergt, wat de aanwijzing rechtvaardigt. De Afdeling heeft de zaak op 28 januari 2014 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid het gebied Sint Jansberg heeft kunnen aanwijzen als Natura 2000-gebied, en dat er geen grond is voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het recht is voorbereid of vastgesteld. Het beroep van het college is ongegrond verklaard, en er zijn geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

201306082/1/R2.
Datum uitspraak: 2 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar,
appellant,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken het gebied Sint Jansberg aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992 L 206; hierna: de Habitatrichtlijn), waarmee het gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied.
Tegen dit besluit heeft het college beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2014, waar het college, vertegenwoordigd door A.W. Peters-Sengers, werkzaam bij de gemeente, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. H.D. Strookman, drs. E.R. Osieck, dr. F.J.C.M. Roozen en ir. D. Bal, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 10a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) wijst de minister gebieden aan ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover hier van belang, bevat een besluit als bedoeld in het eerste lid de instandhoudingsdoelstelling voor het gebied. Tot de instandhoudingsdoelstelling behoren in ieder geval:
b. de doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van de natuurlijke habitats of populaties in het wild levende dier- en plantensoorten voor zover vereist ingevolge de Habitatrichtlijn.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel gaat een besluit als bedoeld in het eerste lid vergezeld van een kaart, waarop de begrenzing van het gebied nauwkeurig wordt aangegeven alsmede van een toelichting.
1.1. Het gebied Sint Jansberg is een landgoed op het zuidelijk deel van de Nijmeegse stuwwal en is onder meer aangewezen voor het vliegend hert (H0183) en de zeggekorfslak (H1016). In het aanwijzingsbesluit is als instandhoudingsdoelstelling voor het vliegend hert (H1083) opgenomen het behoud van de omvang en de verbetering van de kwaliteit van het leefgebied voor het behoud van de populatie. Voor de zeggekorfslak (H1016) is als instandhoudingsdoelstelling de uitbreiding van de omvang en de verbetering van de kwaliteit van het leefgebied voor de uitbreiding van de populatie van deze soort opgenomen.
Beroepsgronden
2. Het college betoogt dat het gebied ten onrechte is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het college voert hiertoe aan dat de enige grond voor aanmelding ter plaatsing op de lijst van gebieden van communautair belang de soortbescherming van het vliegend hert (H0183) was, terwijl uit de Nota van zienswijzen volgt dat deze soort in het gebied niet voorkomt. Het college wijst er in dit verband voorts op dat in de Nota van zienswijzen staat dat het besluit zal worden aangepast, omdat de selectie van het gebied voor deze soort onterecht was.
Verder voert het college aan dat het gebied voorts is aangewezen voor de soort zeggekorfslak (H1016). Volgens het college rechtvaardigt ook het voorkomen van deze soort de aanwijzing van het gebied niet, nu sprake is van een zeer kleine en kwetsbare populatie in het gebied en onzeker is of in het gebied de vereiste biotoop kan worden ontwikkeld.
2.1. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het gebied Sint Jansberg aan de lijst van gebieden van communautair belang is toegevoegd ter verbetering van de geografische spreiding van het vliegend hert (H0183). Weliswaar staat in de Nota van zienswijzen dat de selectie van het gebied voor deze soort onterecht was, maar deze reactie is onjuist, aldus de staatssecretaris. Daarbij wijst de staatssecretaris erop dat thans nog maar vier leefgebieden van deze soort in Nederland bekend zijn, waaronder het gebied Sint Jansberg.
Ten aanzien van de zeggekorfslak (H1016) stelt de staatssecretaris dat het gebied Sint Jansberg tot de vier gebieden in Nederland behoort waar deze soort voorkomt. Het gebied is op voordracht van de Europese Commissie alsnog aangemeld voor de lijst van gebieden van communautair belang vanwege het voorkomen van deze soort, omdat geconstateerd was dat voor deze soort in eerste instantie onvoldoende gebieden waren aangemeld.
2.2. Het gebied Sint Jansberg is door de Europese Commissie bij beschikking van 7 december 2004 op de lijst van gebieden van communautair belang geplaatst. Op grond van artikel 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn bestaat derhalve de verplichting tot aanwijzing van het gebied als speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn.
2.3. In het Natura 2000-doelendocument (hierna: Doelendocument) staat dat populaties van het vliegend hert (H1083) onder andere voorkomen in het gebied Sint Jansberg. Mogelijkheden voor herstel zijn vooral voorhanden in die gebieden waar tot voor kort nog grotere populaties voorkwamen, zoals op de Veluwe en in het gebied Sint Jansberg, aldus het Doelendocument. In het Natura 2000-profielendocument (hierna: Profielendocument) staat voorts dat het vliegend hert recentelijk in de directe omgeving van van Sint Jansberg is waargenomen. Verder staat in het Profielendocument dat de soort landelijk in een ongunstige staat van instandhouding verkeert.
Ten aanzien van de zeggekorfslak (H1016) staat in het Doelendocument dat deze soort voorkomt in de gebieden Roerdal, Swalmdal, Geleenbeekdal en Sint Jansberg, maar ook is aangetroffen in zeggemoerassen elders in Nederland. In het Profielendocument staat dat de zeggekorfslak landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding verkeert.
2.4. In het Reactiedocument aanmelding habitatrichtlijngebieden, opgesteld in het kader van de aanmelding van gebieden voor de lijst van communautair belang, en in het aanwijzingsbesluit wordt de aanmeldingssystematiek van Habitatrichtlijngebieden voor de plaatsing op de lijst van gebieden van communautair belang toegelicht. Gebieden dienen op grond van uitsluitend ecologische criteria te worden geselecteerd. Een gebied wordt in beginsel geselecteerd wanneer het voor een habittatype of soort, afhankelijk van of het een prioritair habitattype of prioritaire soort betreft, tot de vijf of tien belangrijkste gebieden van Nederland behoort. In een tweede stap zijn eventueel nog gebieden toegevoegd met het oog op een landelijke dekking, geografische spreiding en grensoverschrijding. Na plaatsing van het gebied op de lijst van gebieden van communautair belang door de Europese Commissie bestaat op grond van artikel 4 van de Habitatrichtlijn de plicht tot aanwijzing van het gebied, waartoe het bestreden besluit strekt.
In het Doelendocument, dat aan het aanwijzingsbesluit ten grondslag is gelegd, en het aanwijzingsbesluit staat de systematiek die de staatssecretaris hanteert bij het aanwijzen van Natura 2000-gebieden beschreven. In het kader van deze aanwijzing wijst de staatssecretaris het gebied aan voor de habittatypen en soorten waarvoor het gebied geselecteerd is of waarvoor het aan voornoemde selectiecriteria is gaan voldoen.
2.5. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris het gebied Sint Jansberg ten onrechte heeft aangewezen voor de soort vliegend hert (H1083). Hoewel aan het college moet worden toegegeven dat zijn zienswijze voor zover het de soort vliegend hert betreft in de Nota van zienswijzen niet correct is behandeld, doet dit naar het oordeel van de Afdeling niet af aan de verplichting tot aanwijzing van het gebied voor deze soort. Daarbij is van belang dat het college de aanwezigheid van het vliegend hert in het aangewezen gebied niet gemotiveerd heeft bestreden, en de staatssecretaris heeft gesteld dat uit actuele gegevens volgt dat het leefgebied van de soort vliegend hert (H1083) thans vier leefgebieden beslaat, waartoe Sint Jansberg behoort. Verder volgt ook uit het Doelendocument dat deze soort in het gebied Sint Jansberg voorkomt.
Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat de staatssecretaris het gebied ook voor de soort zeggekorfslak heeft kunnen aanwijzen. Daarbij is van belang dat door de staatssecretaris is gesteld dat Sint Jansberg de vierde vindplaats betreft van gebieden waar deze soort voorkomt. Ook in het Doelendocument staat dat de zeggekorfslak in het gebied voorkomt. Het gebied voldoet hiermee aan voornoemde selectiecriteria en dient daarom in beginsel door de staatssecretaris voor deze soort te worden aangewezen. Dat de populatie van deze soort in het gebied Sint Jansberg klein en kwetsbaar is, maakt dit niet anders.
Uit het vorenstaande volgt voorts dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de staatssecretaris het gebied Sint Jansberg niet in redelijkheid als Natura 2000-gebied heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
3. In hetgeen het college heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of vastgesteld in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2014
458-704.