201400817/2/R1.
Datum uitspraak: 25 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging Vereniging Comité Buurtbelang en de stichting Stichting Tuinstad Buitenveldert, beide gevestigd te Amsterdam,
verzoekers,
en
de deelraad van het stadsdeel Zuid (thans: de raad van de gemeente Amsterdam),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2013 heeft de stadsdeelraad het bestemmingsplan "Buitenveldert 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert beroep ingesteld.
De Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 maart 2014, waar de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert, vertegenwoordigd door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam, en de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters en drs. S. Kinneging, beiden werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het Tennispark Buitenveldert, vertegenwoordigd door J. Pluim, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert ziet uitsluitend op het plandeel met de bestemming "Sport" voor zover het betreft de gronden in gebruik bij het Tennispark Buitenveldert.
3. De stadsdeelraad heeft het spoedeisend belang van het verzoek betwist en heeft daartoe ter zitting toegelicht dat het ontwikkelen van een bouwplan en indienen van een aanvraag haaks zou staan op het uitgangspunt dat getracht wordt eerst via een mediator tot een breed gedragen plan voor de ontwikkeling van het tennispark te komen. Voorts is toegelicht dat de bouwmogelijkheden uit het voorgaande plan in onderhavig plan niet zijn uitgebreid.
3.1. De voorzitter overweegt dat niet kan worden staande gehouden dat spoedeisend belang ontbreekt, nu de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert met de stadsdeelraad van mening verschillen over de bouwmogelijkheden onder het oude en het nieuwe plan, het thans voorliggende plan ter plaatse onbenutte bouwmogelijkheden kent en het Tennispark Buitenveldert niet ondubbelzinnig heeft toegezegd dat zolang niet in de bodemprocedure is beslist geen aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend.
4. Voor zover de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert vrezen dat op het dak van de tennishal zal worden gebouwd, overweegt de voorzitter dat het vorige plan al toestond om tot een hoogte van 12 m te bouwen. Niet is betwist dat de in het onderhavige plan opgenomen maximale bouwhoogte van 13 m op een andere manier gemeten is, maar wat de bouwmogelijkheden betreft met de in het vorige plan opgenomen maximale bouwhoogte overeenkomt.
5. Ten aanzien van het betoog van de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert dat met het plan in zoverre een inbreuk wordt gemaakt op de hoofdgroenstructuur overweegt de voorzitter dat ingevolge artikel 16, lid 16.1, onder f, van de planregels de voor de bestemming "Sport" aangewezen gronden mede bestemd zijn voor groenvoorzieningen. Voorts neemt de voorzitter in aanmerking dat, daargelaten of het plan de uitvoering van het Ontwikkelingsplan Tennispark Buitenveldert geheel of gedeeltelijk mogelijk maakt, het Tennispark Buitenveldert ter zitting heeft verklaard dat nu een mediation traject is ingezet, uitvoering van het Ontwikkelingsplan niet aan de orde is.
6. De Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert voeren aan dat geen onderzoek is gedaan naar de ruimtelijke gevolgen van de volgens hen zeer ruime mogelijkheden voor een kinderdagopvang of buitenschoolse opvang. In dit verband neemt de voorzitter in aanmerking dat het Tennispark Buitenveldert ter zitting heeft verklaard dat voordat op de hoofdzaak is beslist geen gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die het plan ter zake biedt.
7. De Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert verzetten zich tegen het ontbreken van een definitie van de term "sportvoorzieningen" in de planregels, waardoor op zichzelf elke vorm van sportbeoefening wordt mogelijk gemaakt. Van enig voornemen om de locatie geschikt te maken voor andere sporten dan tennis is niet gebleken. Naar het oordeel van de voorzitter is het daarom niet aannemelijk dat het tennispark voordat in de bodemprocedure is beslist zal worden omgevormd ten behoeve van de beoefening van een andere sport.
8. Voor zover de Vereniging Comité Buurtbelang en de Stichting Tuinstad Buitenveldert betogen dat bij de uitvoering van het natuurwaardenonderzoek een onjuist uitgangspunt is gehanteerd, hebben zij ter zitting aangegeven dat dit punt in de bodemprocedure aan de orde kan komen en in deze procedure geen behandeling behoeft.
9. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2014
91.