ECLI:NL:RVS:2014:1186

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
201311497/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Ter Borch, Rietwijk Noord' en de rechtsgeldigheid van de ecologische zone

Op 2 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Ter Borch, Rietwijk Noord', dat op 24 september 2013 door de raad van de gemeente Tynaarlo was vastgesteld. Appellanten, wonend in Eelderwolde, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan in strijd is met eerdere afspraken over de ecologische zone en dat het hun uitzicht en woongenot aantast. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de wijzigende marktomstandigheden een plan met meer flexibiliteit vereisen en dat de ecologische waarden niet slechter mogen zijn dan oorspronkelijk voorzien. De Afdeling heeft de zaak op 11 maart 2014 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellanten als de raad vertegenwoordigd waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De appellanten betogen dat het nieuwe plan niet in overeenstemming is met de gemeentelijke structuurvisie en het provinciaal omgevingsplan, maar de raad heeft toegelicht dat deze documenten niet meer van toepassing zijn. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid het nieuwe plan heeft kunnen vaststellen, waarbij rekening is gehouden met de ecologische verbindingen in de wijk.

De Afdeling heeft verder vastgesteld dat de uitleg van de overeenkomst tussen de appellanten en de gemeente een civielrechtelijke kwestie betreft die niet in deze procedure kan worden beoordeeld. De appellanten hebben ook aangevoerd dat het plan zal leiden tot meer verkeer en geluidsoverlast, maar de Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare hinder. Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201311497/1/R6.
Datum uitspraak: 2 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Eelderwolde, gemeente Tynaarlo,
en
de raad van de gemeente Tynaarlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ter Borch, Rietwijk Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2014, waar [appellant B], bijgestaan door mr. K.A. Faber, advocaat te Heerenveen, en de raad, vertegenwoordigd door B. Dijkstra, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. P. Vos, werkzaam bij Petra Vos Juridisch advies, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
2. Het plan voorziet in woningbouw ten westen van Eelderwolde en vervangt het noordelijke deel van het vigerende globale bestemmingsplan "Ter Borch" en het noordelijke deel van het daarop gebaseerde bestemmingsplan "Ter Borch, plan van uitwerking Rietwijk". Het gaat daarbij onder meer om het nog te realiseren natuurgebied (de ecologische verbindingszone tussen de Piccardthofplas en de Eelder- en Peizermaden) en de noordelijk daarvan gelegen woongebieden.
3. [appellanten] wonen in de directe nabijheid van het plangebied. Zij betogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat het vorige plan, waarin een brede ecologische zone was voorzien achter hun perceel, niet kan worden gehandhaafd. Volgens hen zijn de gemeentelijke structuurvisie en het provinciaal omgevingsplan, die ten grondslag liggen aan de ecologische zone tussen de Piccardthofplas en de Eelder- en Peizermaden, nog steeds relevant en is het onderhavige plan, dat niet langer voorziet in een ecologische zone daarmee in strijd. Het niet realiseren van de ecologische zone is voorts in strijd met afspraken die zij met de gemeente hebben gemaakt in het kader van grondruil, aldus [appellanten].
3.1. De raad stelt dat wijzigende marktomstandigheden vragen om een plan met meer flexibiliteit en een stedenbouwkundig wezenlijk ander karakter. Het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan voor de Rietwijk was gebaseerd op het in het landschap aanwezige slotenpatroon en had daardoor een nadrukkelijke oost-west indeling. Dit verkavelingsprincipe is losgelaten. In het nieuwe plan wordt een meer natuurlijke, organische indeling nagestreefd. Tevens wordt met het globale karakter van het bestemmingsplan meer flexibiliteit naar de toekomst geboden. Bij deze wijzigingen is rekening gehouden met de ecologische verbindingen in de wijk tussen de Piccardthofplas en het natuurgebied Eelderen Peizermaden. Deze verbindingen worden op een andere wijze uitgevoerd. Daarbij is echter het uitgangspunt gehanteerd dat de ecologische waarden niet slechter mogen zijn dan zoals deze oorspronkelijk waren voorzien. Daartoe zullen de aanbevelingen uit het rapport "Ecologische aspecten inrichting Rietwijk en omgeving Bruilweering", opgesteld door Altenburg en Wymenga, in het ontwerp en het beheer van de ecologische zones worden opgevolgd, aldus de raad. De raad heeft voorts toegelicht dat de gemeentelijke structuurvisie die ten grondslag lag aan het vorige plan niet meer geldt en dat het plan in overeenstemming is met thans geldend provinciaal beleid en met de provinciale omgevingsverordening.
De raad stelt verder dat in het kader van de grondruil die tussen de gemeente en [appellanten] heeft plaatsgevonden afspraken zijn gemaakt over de aanleg van sloten met een natuurvriendelijke oever. Deze zijn op kosten van de gemeente gerealiseerd. De afspraken waar [appellanten] op doelen maken onderdeel uit van de onderhandelingen over de grondruil. De gemeente houdt zich aan de overeenkomst en wenst de reeds aangelegde ecologische verbinding in de vorm van ecologische sloten ongewijzigd in stand te houden, aldus de raad.
3.2. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een voorheen geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad het onderhavige plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij betrekt de Afdeling dat het plan niet in de weg staat aan een, gewijzigde, uitvoering van de ecologische zone zodat het aangevoerde geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met gemeentelijk en provinciaal beleid is vastgesteld.
In de stukken en ter zitting is van de zijde van de raad toegelicht dat de gemeente zich wil houden aan de overeenkomst die zij heeft gesloten met [appellanten], maar dat partijen verschillen over de uitleg van de overeenkomst. Dienaangaande overweegt de Afdeling dat de uitleg van de overeenkomst tussen [appellanten] en de gemeente een civielrechtelijke kwestie betreft die in deze procedure niet ter beoordeling staat. De overeenkomst betreft wel een belang dat de raad bij de vaststelling van het plan dient mee te wegen. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de raad de overeenkomst heeft betrokken in de besluitvorming, kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van het plan. Het betoog faalt.
4. [appellanten] stellen voorts dat hun uitzicht wordt aangetast als gevolg van het plan en dat het plan zal leiden tot meer verkeer langs hun woning hetgeen geluidoverlast zal veroorzaken.
4.1. In de plantoelichting staat dat het tracé van de wijkontsluitingsweg vrijwel ongewijzigd is ten opzichte van het bestemmingsplan Ter Borch. Alle bestaande woningen langs de Ter Borchlaan aan de oostzijde van het plangebied bevinden zich buiten de 48dB-contour van de wijkontsluitingsweg. Bij de realisatie van deze weg wordt stiller wegdek (dunne deklagen type B of vergelijkbaar) toegepast op het tracé van de wijkontsluitingsweg, de Borchsingel. Op basis van de oorspronkelijke verkeersmodelberekeningen van het verkeersadviesbureau Diepens en Okkema komt naar voren dat het risico op doorgaand verkeer ("sluipverkeer') beperkt wordt tot circa 1.400 motorvoertuigen per etmaal. In dat geval zijn er geen maatregelen tegen sluipverkeer noodzakelijk. Mocht blijken dat deze wel noodzakelijk zijn dan is hiervoor ruimte gereserveerd op het tracé van de Borchsingel tussen de Bruilweering en de Woldsloot. Eventuele voorzieningen (bijvoorbeeld een slagboom of een verzinkbare zuil) kunnen binnen de bestemming "Verkeer" worden gerealiseerd.
4.2. Vast staat dat het uitzicht van [appellanten] zal veranderen vanwege het plan, in aanmerking genomen dat zij thans vrij uitzicht hebben en het plan woningen mogelijk maakt schuin achter hun woning. De raad heeft evenwel in redelijkheid een zwaarder belang kunnen hechten aan verwezenlijking van het plan dan aan het belang van [appellanten] bij behoud van hun uitzicht. Gelet op hetgeen daaromtrent in de plantoelichting is opgenomen, heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder voor [appellanten]. Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2014
472.