ECLI:NL:RVS:2014:1228

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
201307238/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • A. Hammerstein
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schadevergoeding door besliscommissie luchthaven Schiphol

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep tegen een besluit van de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol ongegrond werd verklaard. De besliscommissie had op 1 augustus 2011 aan [appellant] een schadevergoeding van € 4.400,00 toegekend, na het vaststellen van schade als gevolg van het Aanwijzingsbesluit 1996. Dit besluit had geleid tot de vaststelling van geluidzones en een intensivering van het gebruik van het vierbanenstelsel van luchthaven Schiphol. De rechtbank oordeelde dat de besliscommissie terecht een korting van 50% had toegepast op de schadevergoeding, gebaseerd op normaal ondernemersrisico, en dat de besliscommissie voldoende gemotiveerd was in haar afwegingen.

Tijdens de zitting op 10 maart 2014 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. O.W. Wagenaar en de besliscommissie door mr. B.J.P.G. Roozedaal en mr. A. Sengur. [appellant] betoogde dat de rechtbank had miskend dat de besliscommissie onvoldoende gemotiveerd was afgeweken van het advies van de adviescommissie en dat de korting van 50% onterecht was toegepast. Hij stelde dat de datum van aankoop van zijn woning en de locatie binnen de invloedssfeer van Schiphol van belang waren voor de beoordeling van de schade.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de besliscommissie terecht de korting had toegepast en dat er geen grond was voor het oordeel dat de situatie ten tijde van de aankoop van de woning relevant was voor de beoordeling van het normaal maatschappelijk risico. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard. De beslissing van de rechtbank bleef in stand, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201307238/1/A2.
Datum uitspraak: 9 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2013 in zaak nr. 12/2312 in het geding tussen:
[appellant]
en
de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2011 heeft de besliscommissie aan [appellant] een schadevergoeding toegekend van € 4.400,00.
Bij besluit van 5 april 2012 heeft de besliscommissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De besliscommissie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. O.W. Wagenaar, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozedaal, advocaat te Breda, en mr. A. Sengur, werkzaam bij het Schadeschap luchthaven Schiphol, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] was van 1964 tot 15 september 1997 eigenaar van het pand [locatie] te Aalsmeer. Hij heeft ten gevolge van het Aanwijzingsbesluit 1996 schade geleden. Bij dit besluit zijn onder meer geluidzones definitief vastgesteld en is een intensivering van het gebruik van het vierbanenstelsel mogelijk gemaakt. De omvang van de schade is vastgesteld op € 8.800,00.
2. De besliscommissie heeft, in afwijking van het advies van de adviescommissie van 25 maart 2010, bij het bepalen van de vergoedbaarheid van de schade een korting van 50% wegens normaal ondernemersrisico toegepast en heeft daartoe gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2010 in zaak nr. 201002921/1/H2). Daarin is overwogen dat bewoners van huizen binnen de invloedssfeer van Schiphol rekening dienen te houden met een toename van geluidbelasting die samenhangt met de groei van de luchthaven, ook al bestaat geen zicht op de omvang en vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen zich zullen concretiseren en de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien.
3. De rechtbank heeft overwogen dat de besliscommissie, onder verwijzing naar de uitspraak van 10 november 2010, een korting van 50% heeft kunnen toepassen.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de besliscommissie onvoldoende gemotiveerd is afgeweken van het advies van de adviescommissie en ten onrechte een korting van 50% heeft toegepast. De enkele verwijzing naar de uitspraak van 10 november 2010 is daartoe onvoldoende, omdat in zijn geval rekening moet worden gehouden met de datum van aankoop van de woning en met de locatie van de woning binnen de invloedssfeer van Schiphol. Daartoe stelt hij dat ten tijde van de aankoop van de woning de luchthaven Schiphol van een beduidend geringere omvang was. Ook betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat de besliscommissie ten onrechte twee keer een aftrek toepast wegens normaal maatschappelijk risico, omdat bij het vaststellen van het bedrag van € 8.800,00 al rekening is gehouden met het normaal maatschappelijk risico.
5. De besliscommissie is in het besluit van 1 augustus 2011 gemotiveerd afgeweken van het advies van de adviescommissie. Daarbij heeft de besliscommissie terecht gewezen op de, in dit verband richtinggevende, uitspraak van 10 november 2010, waarin de Afdeling de korting wegens normaal maatschappelijk risico heeft vastgesteld op 50%. Anders dan [appellant] betoogt, is er geen grond voor het oordeel dat de situatie ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak van belang is voor het oordeel of en zo ja, in hoeverre de schade binnen het normale maatschappelijke risico valt. In de uitspraak van 10 november 2010 is overwogen dat binnen de invloedssfeer van Schiphol rekening gehouden moet worden met een toename van geluidbelasting die samenhangt met de groei van de luchthaven, ook al bestaat geen zicht op de omvang en vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen zich zullen concretiseren en de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien. Uit diezelfde uitspraak volgt dat voorts op het aldus berekende bedrag een korting wegens voorzienbaarheid kan worden toegepast. In dat geval is de datum van aankoop van de woning wel van belang. De besliscommissie heeft in het geval van [appellant] afgezien van het toepassen van een korting wegens voorzienbaarheid, omdat ten tijde van de aankoop van de woning in 1964 het instellen van geluidzones en geluidcontouren niet concreet voorzienbaar was.
Anders dan [appellant] betoogt, is er geen grond voor het oordeel dat de besliscommissie ten onrechte twee keer een korting heeft toegepast wegens normaal maatschappelijk risico. Uit de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2011 in zaak nr. 201002921/1/H2 volgt dat de besliscommissie het verstrekken van een vergoeding voor het vaststellen van de geluidzones in het Aanwijzingsbesluit 1996, voor zover dit ziet op het S4S2-vierbanenstelsel, mag baseren op de maatstaf van 1% tot 6% waardedaling van een woning per 5 Ke toename in geluidbelasting. In dit systeem strekt een vergoeding niet tot compensatie van een, niet te constateren, vermindering van de waarde van een woning, maar komt aan bewoners binnen de geluidzones een vergoeding toe omdat zij anders dan bewoners van buiten de zones gesitueerde woningen geen bescherming kunnen ontlenen aan de buiten de zones geldende norm van minder dan 35 Ke. De schade is aan de hand van dit systeem vastgesteld op € 8.800,00 en hierin ligt, anders dan [appellant] betoogt, niet reeds een aftrek wegens normaal maatschappelijk risico besloten.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Planken
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014
299.