201306754/1/A1.
Datum uitspraak: 9 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Texel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 27 juni 2013 in zaak nr. 12/2709 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2012 heeft het college aan de vereniging Vereniging van Eigenaren Beach Park Texel (hierna: de VvE) omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel Zeekraal 19 te De Koog (hierna: het perceel).
Bij besluit van 18 september 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juni 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de VvE een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. X. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de VvE, vertegenwoordigd door J. Tromp en bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te 's-Gravenhage, gehoord.
Overwegingen
1. Ook na afloop van de beroepstermijn en, indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen, gelet op artikel 8:58 van die wet, nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval, indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd.
[appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift gesteld dat het hoger beroep zich in het bijzonder richt tegen rechtsoverweging 6 van de aangevallen uitspraak, waarin is overwogen dat een dienstwoning, afgezien van de vraag of de in het bouwplan voorziene woning daadwerkelijk een dienstwoning is, niet in strijd is met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan op het perceel rustende bestemming. Het oordeel van de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat de woning als recreatiewoning zal worden gebruikt en om die reden in strijd is met het bestemmingsplan, heeft hij in zijn hogerberoepschrift niet bestreden. Eerst ter zitting heeft [appellant] betoogd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de te realiseren woning als recreatiewoning zal worden gebruikt. Niet valt in te zien waarom dit niet eerder kon worden aangevoerd. Gezien de aard van hetgeen ter zitting is aangevoerd, en gelet op het stadium waarin de procedure zich bevond, wordt dit argument buiten beschouwing gelaten.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Koog" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden" met de nadere bestemming "gronden bestemd voor woningen, W".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de kaart voor woningen aanwezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor woondoeleinden in de vorm van woningen ten behoeve van bewoning.
Ingevolge artikel 1, onder w, wordt onder woning verstaan een complex van ruimten in één gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een huishouden.
Ingevolge artikel 1, onder y, wordt onder een dienstwoning verstaan een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
3. Vaststaat dat de in het bouwplan voorziene woning zal worden bewoond door de beheerder van het nabijgelegen recreatiepark Beach Park Texel.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met de op het perceel rustende bestemming. Daartoe voert hij aan dat het bouwplan voorziet in het realiseren van een dienstwoning en geen woning, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 1, onder w, van de planvoorschriften. In dit verband voert hij voorts aan dat een dienstwoning altijd is verbonden aan een ander gebouw dan wel bestemming en naar zijn aard een andere ruimtelijke uitstraling heeft dan een burgerwoning. Verder voert hij aan dat als gevolg van het realiseren van een dienstwoning het recreatieterrein wordt uitgebreid richting de woonwijk, hetgeen in strijd is met het gemeentelijk beleid.
4.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is het bouwplan, daargelaten of het voorziet in een dienstwoning als bedoeld in artikel 1, onder y, van de planvoorschriften, niet in strijd met de op het perceel rustende bestemming. Een dienstwoning is, gelet op artikel 1, onder y, van de planvoorschriften, ook een woning, zij het dat die woning slechts is bestemd voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein waarbij de woning hoort, noodzakelijk is. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is een dienstwoning ook bedoeld en geschikt voor bewoning en is in het bestemmingsplan niet bepaald dat een woning niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014
531-712.