201308689/1/R3.
Datum uitspraak: 9 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Milieu Service Brabant B.V. en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: MSB), beide gevestigd te Boxtel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Ladonk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft MSB beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2014, waar MSB, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.J.A.M. van der Meijden, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. MSB betoogt dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 1" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" voor het perceel Schouwrooij 8 heeft vastgesteld. Hiertoe voert MSB aan dat het breken van hout en de op- en overslag van afvalstoffen ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd, terwijl met het plan wel is beoogd deze bestaande bedrijfsactiviteiten als zodanig te bestemmen.
2.1. Aan het perceel zijn de bestemming "Bedrijventerrein - 1" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, sub 1, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein - 1" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - 1" bestemd voor een bedrijf in de voorbereiding van recycling (SBI-code 383202) met maximaal milieucategorie 4.2, zoals bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten.
In de Staat van bedrijfsactiviteiten is opgenomen dat bij de voorbereiding van recycling met SBI-code 383202 bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die bestaan uit puinbrekerijen en -malerijen met een verwerkingscapaciteit tot 100.000 ton per jaar, rubberregeneratiebedrijven en afvalscheidingsinstallaties.
2.2. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat is beoogd de bestaande bedrijfsactiviteiten als zodanig te bestemmen. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de SBI-code 383202 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Hoewel het breken van hout en de op- en overslag van afvalstoffen niet expliciet worden genoemd bij deze SBI-code in de Staat van bedrijfsactiviteiten, passen deze volgens de raad het beste bij de voorbereiding van recycling met SBI-code 383202. De Afdeling is, anders dan de raad, van oordeel dat het breken van hout en de op- en overslag van afvalstoffen, gelet op artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, sub 1, van de planregels, gelezen in samenhang met de Staat van bedrijfsactiviteiten, niet als zodanig zijn bestemd. Nu de raad wel heeft beoogd de bestaande bedrijfsactiviteiten als zodanig te bestemmen, moet worden geoordeeld dat het besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
3. MSB betoogt voorts dat de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen aan de noordoostzijde van het perceel, aan de zijde van de Colenhoef, ten onrechte 2,5 m bedraagt, terwijl een bestaand geluidsscherm ter plaatse een hoogte heeft van 4 m.
3.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.4, sub a, van de planregels mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.2. Ter zitting heeft de raad erkend dat hij ervan op de hoogte was dat aan de noordoostzijde van het perceel, aan de zijde van de Colenhoef, een geluidsscherm aanwezig is, maar niet dat dit een hoogte heeft van 4 m. Nu de raad zich in zoverre niet heeft vergewist van de bestaande, feitelijke situatie ter plaatse, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
3.3. In hetgeen MSB heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 1" voor het perceel Schouwrooij 8, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 25 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Ladonk", voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - 1" voor het perceel Schouwrooij 8;
III. draagt de raad van de gemeente Boxtel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Milieu Service Brabant B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Henk Wagenaars Holding B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Boxtel aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Milieu Service Brabant B.V. en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014
429-662.