201310638/1/R6.
Datum uitspraak: 9 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te [woonplaats], gemeente Dinkelland,
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Emmen,
en
de raad van de gemeente Dinkelland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Denekamp, Vledderstraat-Brinkstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. Legtenberg en T.G.J. Snoeijink-Arens, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Woningstichting Sint Joseph Almelo, vertegenwoordigd door J.G.M. Meijners.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet ter plaatse van de gronden tussen de Brinkstraat en de Vledderstraat in 32 grondgebonden zorgwoningen en zes zorgappartementen (hierna tezamen: 40 zorgwoningen), al dan niet in combinatie met ondersteunende ruimten en diensten.
3. [appellant sub 1] betoogt dat een fractievoorzitter van een partij uit de gemeenteraad in de rol van voorzitter van de hoorcommissie al voordat zienswijzen konden worden ingebracht had aangegeven dat het plan doorgang zou vinden.
3.1. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een lid van de gemeenteraad, al dan niet in de rol van voorzitter van de hoorcommissie, maar bij de raad. Een eventuele uitlating van een raadslid of de voorzitter van de hoorcommissie doet geen afbreuk aan de vrijheid van de raad om het plan desgewenst niet vast te stellen en kan derhalve niet aan de raad worden tegengeworpen. Derhalve kan het aangevoerde niet tot vernietiging van het plan leiden.
4. [appellant sub 1] betoogt dat er al veel andere voorzieningen voor zorgbehoevenden zijn, zodat geen noodzaak bestaat voor de in het plan voorziene zorgwoningen.
4.1. In de Woonvisie 2011 van 20 maart 2012 staat dat het wenselijk is om in Denekamp een locatie binnen de woonservicezone te zoeken die bestemd kan worden voor het realiseren van ongeveer 40 woningen voor verzorgd wonen. Voorts heeft de raad zich onweersproken op het standpunt gesteld dat vanwege een demografische verschuiving het aantal senioren tot 2040 aanzienlijk zal toenemen. Voor zover [appellant sub 1] naar voren heeft gebracht dat recentelijk 60 zorgappartementen zijn gerealiseerd, heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat deze locatie buiten het dorp ligt. In het aangevoerde bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat geen noodzaak bestaat voor de voorziene zorgwoningen.
5. Voor zover [appellanten sub 2] betogen dat het plan in strijd is met het voorheen geldende bestemmingsplan, wordt overwogen dat de procedure tot herziening van het bestemmingsplan juist gericht is op het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen.
6. [appellanten sub 2] betogen dat het plan in strijd met de Structuurvisie Centrumgebied Denekamp 2008 woningen op de begane grond mogelijk maakt. Waarom daarvan wordt afgeweken is met de enkele verwijzing naar de economische recessie onvoldoende gemotiveerd, aldus [appellanten sub 2]. [appellant sub 1] betoogt dat het plan in strijd is met de structuurvisie die ertoe strekt dat ter plaatse commerciële centrumfuncties dienen te worden ontwikkeld.
6.1. Gebleken is dat de Structuurvisie voor Dinkelland van 10 september 2013 de Structuurvisie 2008 heeft vervangen. In de Structuurvisie 2013 staat dat de bij het plan betrokken gronden worden aangewend voor de afronding van de herinrichting van het centrum. Voor het overige bevat de Structuurvisie 2013 met betrekking tot het hier aan de orde zijnde plangebied geen toepasselijk beleid. In het aangevoerde bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen vanwege strijd met de Structuurvisie 2013.
7. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben verschillende redenen aangevoerd waarom aan het plan geen goede belangenafweging ten grondslag ligt. De gekozen locatie is volgens hen ongeschikt. [appellanten sub 2] voeren hierbij aan dat ten onrechte geen alternatieve locaties zijn onderzocht. [appellanten sub 2] voeren voorts aan dat zij in 2012 een ijssalon in de Vledderstraat hebben geopend in de veronderstelling dat deze straat een gezellige winkelstraat zou blijven. De belangen van de ijssalon en andere ondernemers zijn volgens hen onvoldoende bij de besluitvorming betrokken. Verder voert [appellant sub 1] aan dat het plan ten koste gaat van zijn woon- en leefklimaat, nu zorgwoningen minder levendigheid en sociale cohesie bieden dan reguliere woningen en centrumvoorzieningen.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de belangen van ondernemers en omwonenden in ogenschouw zijn genomen. De raad acht een maatschappelijke functie zoals zorgwoningen passend in het gemengde gebied dat met name bestaat uit woningen en winkels.
7.1.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
7.1.2. Niet in geschil is dat het plan voorziet in zorgwoningen op het plusniveau. In het beleidsdocument "Gebiedsontwikkeling woonservicegebieden Dinkelland 2011-2015" is vermeld dat het plusniveau inhoudt dat alle basisvoorzieningen op loopafstand voor mensen met een lichte en zwaardere beperking en mantelzorgers beschikbaar zijn. Tot de basisvoorzieningen behoren de huisarts, de apotheek, mogelijkheden voor dagelijkse boodschappen en culturele voorzieningen.
7.1.3. Ter zitting hebben [appellanten sub 2] als alternatieven naar voren gebracht de locaties bij de TIMP, de bibliotheek en de Julianaschool. Ter zitting heeft de raad zich onvoldoende bestreden op het standpunt gesteld dat de locatie bij de TIMP reeds voor een andere ontwikkeling wordt aangewend en dat in de directe omgeving van beide andere locaties minder voorzieningen op loopafstand beschikbaar zijn dan in de directe omgeving van de voorliggende locatie.
7.2. Vast staat dat de bij het plan betrokken gronden thans braak liggen. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat er geen gegadigden zijn om ter plaatse nieuwe detailhandel te exploiteren, zodat een daarop gerichte bestemming niet uitvoerbaar zou zijn. [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben dit niet dan wel onvoldoende bestreden. Voorts heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene zorgwoningen leiden tot een zodanige vermindering van de levendigheid en de sociale cohesie dat de raad hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
7.3. Gelet op het hiervoor overwogene heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen bij het realiseren van de voorziene 40 zorgwoningen tussen de Brinkstraat en de Vledderstraat dan aan de belangen bij een levendige omgeving met het oog de ijssalon van [appellanten sub 2], andere ondernemers en het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1]. Er bestaat voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de voor- en nadelen van de alternatieve locaties in onvoldoende mate bij de belangenafweging heeft betrokken.
8. Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het plan voorziet in een weg die recht voor zijn woning aan de Brinkstraat uitkomt en daarom leidt tot lichthinder van auto's, heeft de raad ter zitting toegelicht dat de voorziene weg tussen de Brinkstraat en de Vledderstraat aan de zijde van de Brinkstraat niet voor auto's toegankelijk zal zijn. Gelet hierop is niet gebleken dat het plan zal leiden tot lichthinder ter plaatse van de woning van [appellant sub 1].
9. [appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte zal leiden tot een verdere verhoging van de parkeerdruk in de omgeving. Hierbij voert hij aan dat met het oog op de parkeerbehoefte van de voorziene zorgwoningen te weinig parkeerplaatsen worden aangelegd. Een norm van 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid had in de rede gelegen. Daarnaast is geen rekening gehouden met de parkeerbehoefte voor het regionale kantoor van de zorgverlener met 30 tot 40 werknemers dat zich in het plangebied zal vestigen.
Voorts voert [appellant sub 1] aan dat de bewoners aan de Brinkstraat thans gebruik maken van een terrein voor 18 parkeerplaatsen dat als gevolg van het plan zal verdwijnen. Het ter compensatie aan te leggen parkeerterrein ligt op een te grote afstand, wordt reeds voor parkeren gebruikt en is te klein. Voorts is het voortbestaan van het nieuwe parkeerterrein niet gegarandeerd.
9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de parkeerbehoefte is berekend aan de hand van het beleidsdocument "Parkeren hoofdkernen Dinkelland" van september 2009. De daarin toegepaste CROW-normen geven voor aanleunwoningen/woonserviceflats een parkeernorm van 0,3 tot 0,6. Gekozen is voor een gemiddelde norm van 0,45 parkeerplaatsen per voorziene zorgwoning.
Voorts wordt het bestaande terrein met 18 parkeerplaatsen aan de Brinkstraat gecompenseerd met een nieuw parkeerterrein achter de Grotestraat 17. De afstand tussen beide parkeerterreinen bedraagt ongeveer 80 m, aldus de raad.
9.2. Het plan voorziet in de bestemmingen "Maatschappelijk", "Verkeer" en "Verkeer - Parkeerterrein".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van zorgwoningen, al dan niet in combinatie met ondersteunende ruimten en diensten.
Ingevolge lid 3.5.1, onder b en e, wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven en zelfstandige praktijkruimten.
9.3. Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het regionale kantoor van de zorgverlener, met 30 tot 40 medewerkers, in het plangebied zal worden gevestigd, overweegt de Afdeling dat artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met lid 3.5.1, onder b en e, van de planregels daar niet in voorziet en dat ter zitting is gebleken dat dit ook niet is beoogd.
Ter zitting heeft de raad zich onweersproken op het standpunt gesteld dat de norm van 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid betrekking heeft op een serviceflat of aanleunwoning met beperkte zorg. Het plan voorziet in zorgwoningen voor mensen die zodanig veel zorg nodig hebben dat zij in het algemeen geen eigen auto zullen hebben, zodat een norm van 0,45 parkeerplaatsen per wooneenheid passend is. Gelet hierop, en het aantal van 40 zorgwoningen, heeft de raad kunnen uitgaan van een behoefte aan 18 parkeerplaatsen. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het plan voorziet in achttien tot eenentwintig parkeerplaatsen op het eigen terrein, waarvan vier tot zes openbaar toegankelijk aan de Vledderstraat. Gelet op het vorenstaande voorziet het plan in voldoende parkeerplaatsen voor de parkeerbehoefte van de voorziene zorgwoningen.
9.4. Ter plaatse van de gronden achter de Grotestraat 17 voorziet het plan in een parkeerterrein ter compensatie van het verdwijnen van het bestaande parkeerterrein aan de Brinkstraat.
Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat het nieuwe parkeerterrein op een te grote afstand van het bestaande parkeerterrein ligt, is ter zitting vastgesteld dat de afstand tussen het nieuwe parkeerterrein en het bestaande parkeerterrein 80 m tot 100 m bedraagt. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze afstand zo groot is dat het nieuwe parkeerterrein niet kan dienen ter compensatie van het verdwijnen van het bestaande parkeerterrein aan de Brinkstraat.
Ten aanzien van het betoog dat het nieuwe parkeerterrein reeds voor parkeren wordt gebruikt, heeft de raad zich ter zitting niet dan wel onvoldoende weersproken op het standpunt gesteld dat het nieuwe parkeerterrein in december 2013 is aangelegd vooruitlopend op het thans voorliggende plan. Wat betreft het betoog dat het nieuwe parkeerterrein te klein is, overweegt de Afdeling dat dit niet is gebleken. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat met het wijzigingsplan "Parkeerplaatsen centrum Denekamp" in de nabije omgeving in 35 extra parkeerplaatsen is voorzien.
Ten aanzien van het betoog dat het voortbestaan van het nieuwe parkeerterrein niet is gegarandeerd, overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting staat dat dit terrein als openbaar parkeerterrein beschikbaar wordt gesteld. Voorts voorziet het plan voor de desbetreffende gronden in de bestemming "Verkeer - Parkeerterrein" waarvoor het plan ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a en b, van de planregels niet in ander gebruik voorziet dan parkeervoorzieningen en in- en uitritten.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voorziet in voldoende compensatie voor het verdwijnen van het bestaande parkeerterrein aan de Brinkstraat.
10. [appellant sub 1] betoogt dat het plan zal leiden tot extra verkeersbelasting en -onveiligheid ter plaatse van de Brinkstraat.
10.1. Zoals hiervoor is overwogen heeft de raad ter zitting toegelicht dat de voorziene weg tussen de Brinkstraat en de Vledderstraat aan de zijde van de Brinkstraat niet voor auto's toegankelijk zal zijn. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot extra verkeersbelasting en -onveiligheid ter plaatse van de Brinkstraat.
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014
635.