ECLI:NL:RVS:2014:1285

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
201301050/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan 'Hoek van Holland - Woongebied' niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 april 2014 uitspraak gedaan over het beroep van [appellant] tegen het bestemmingsplan 'Hoek van Holland - Woongebied', vastgesteld door de raad van de gemeente Rotterdam op 29 november 2012. Het beroep richt zich specifiek tegen het plandeel met de bestemming 'Gemengd - 2' dat betrekking heeft op een perceel in Hoek van Holland. Tijdens de openbare zitting, waar [appellant] in persoon aanwezig was, werd het beroep behandeld door een enkelvoudige kamer onder leiding van Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De Afdeling overweegt dat [appellant] op een afstand van ongeveer 1.000 meter van het betrokken perceel woont en geen zicht heeft op dit perceel. Gezien de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt op het plandeel, is deze afstand te groot om een rechtstreeks betrokken belang aan te nemen. Bovendien heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen rechtvaardigen dat hij, ondanks deze afstand, een objectief en persoonlijk belang heeft dat door het besluit wordt geraakt.

De conclusie van de Afdeling is dat [appellant] geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en dat hij derhalve geen beroep kan instellen tegen het besluit. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, waarbij de leden van de kamer de uitspraak hebben ondertekend.

Uitspraak

201301050/2/R4.
Datum uitspraak: 4 april 2014 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [appellant], wonend te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
appellant, en de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder. Openbare zitting gehouden op 4 april 2014 om 10:00 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek voorzitter ambtenaar van staat: mr. W. van Steenbergen
jurist: mr. O.S. Nijveld Verschenen:
[appellant], in persoon;
Vitea Fit, belanghebbende, vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 29 november 2012, waarbij het bestemmingsplan "Hoek van Holland - Woongebied" is vastgesteld. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling
verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Daartoe overweegt zij het volgende. Het beroep van [appellant] ziet op het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2" dat betrekking heeft op het perceel [locatie]. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 1.000 m van dit perceel en heeft daarop vanuit zijn woning geen zicht. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden plandeel betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit, voor zover bestreden, zou worden geraakt. Het belang dat [appellant] stelt te hebben bij handhaving van wettelijke regels ter plaatse van het perceel [locatie] geldt niet als een persoonlijk belang waardoor hij rechtstreeks wordt geraakt. De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het door hem bestreden deel van het besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, geen beroep kan instellen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. w.g. Van Diepenbeek
lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Steenbergen ambtenaar van staat 528-786.