ECLI:NL:RVS:2014:1325

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
201306447/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers in de wijk Visserijbuurt te Den Haag

Op 16 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het plaatsingsplan voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC's) in de wijk Visserijbuurt te Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had op 18 juni 2013 een besluit genomen om locaties voor deze containers vast te stellen. Tegen dit besluit hebben meerdere appellanten, allen wonend in de Rusthoekstraat, beroep ingesteld. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer, nadat deze eerder door een meervoudige kamer was verwezen.

De appellanten voerden verschillende beroepsgronden aan, waaronder dat de parkeerdruk in de Rusthoekstraat te hoog zou zijn en dat de plaatsing van de containers zou leiden tot overlast en waardevermindering van hun woningen. Het college verdedigde zijn besluit door te stellen dat de parkeerdruk op wijkniveau werd beoordeeld en dat de gevolgen van het legen van de containers niet groter zouden zijn dan die van de eerder gebruikte minicontainers. De Afdeling oordeelde dat het college in redelijkheid de locaties voor de ORAC's had kunnen aanwijzen en dat de beroepsgronden van de appellanten niet konden slagen.

De Afdeling concludeerde dat de appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat de plaatsing van de containers onredelijke gevolgen zou hebben voor de Rusthoekstraat. De beroepsgronden werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van het college om de locaties voor de ORAC's vast te stellen, mits dit binnen de kaders van de geldende regelgeving gebeurt.

Uitspraak

201306447/1/A4.
Datum uitspraak: 16 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B], beiden wonend te Den Haag,
2. [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B], beiden wonend te Den Haag,
3. [appellant sub 3 A] en [appellante sub 3 B], beiden wonend te Den Haag,
4. [appellante sub 4], wonend te Den Haag,
5. [appellant sub 5], wonend te Den Haag,
6. [appellante sub 6], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Visserijbuurt (wijk 04) te Den Haag.
Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2014, waar [appellant sub 1 A], [appellante sub 3 B], [appellante sub 4], vertegenwoordigd door [appellant sub 1 A], [appellant sub 5], [appellante sub 6] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver en drs. S.F. Lakhichand, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag kan het college aanwijzen via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Bij besluit van 8 november 2011 heeft het college op grond van dat artikel onder meer de Visserijbuurt aangewezen als buurt waar gebruik moet worden gemaakt van ORAC's.
Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een plaatsingsplan, de concrete locaties aangewezen waar de ORAC's worden geplaatst. Onder meer wordt voorzien in de plaatsing van twee naast elkaar gelegen ORAC's op locatie 04-15A aan de overzijde van de Rusthoekstraat 23, op locatie 04-17 tussen de Rusthoekstraat 37 en 39 en op locatie 04-21B ter hoogte van de ingang van het gebouw Rusthoekstraat 2 tot en met 22. Alle appellanten wonen in de Rusthoekstraat.
2. Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn kadervoorstel ‘Ondergrondse inzamelcontainers voor restafval’, kenmerk RIS 160943, en in het voormelde besluit van 8 november 2011 (hierna: de randvoorwaarden) gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:
"- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!)
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!)
- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.
- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."
3. Het besluit van 8 november 2011 tot het aanwijzen van de Visserijbuurt als een van de buurten waar van ORAC's gebruik zal worden gemaakt, staat in deze procedure niet ter beoordeling. Tegen dit besluit hebben afzonderlijke rechtsmiddelen opengestaan. In dit geding staat slechts ter beoordeling of het college bij het besluit van 18 juni 2013, ter uitvoering van het besluit van 8 november 2011, in redelijkheid de locaties 04-15A, 04-17 en 04-21B heeft kunnen aanwijzen als locaties voor de plaatsing van elk twee ORAC's. De beroepsgronden die appellanten hebben aangevoerd tegen de bij besluit van 8 november 2011 gemaakte keuze voor het gebruik van ORAC's in de Visserijbuurt kunnen dan ook niet slagen.
4. Appellanten voeren aan dat het aanwijzen van de Visserijbuurt als een van de buurten waar van ORAC's gebruik zal worden gemaakt, onverlet laat dat voor specifieke straten een uitzondering kan worden gemaakt. Zij wijzen in dit verband op het Belgisch Park, waarvan een deel niet van ORAC's wordt voorzien en het Van Stolkpark, dat in het geheel niet van ORAC's wordt voorzien.
4.1. De voorzitter heeft in de uitspraak van 4 september 2013 in zaak nr. 201306447/2/A4 overwogen dat de vergelijking met het Van Stolkpark niet opgaat omdat deze buurt in het besluit van 8 november 2011 niet is aangewezen als buurt waar van ORAC's gebruik zal worden gemaakt. De gemaakte uitzondering voor een deel van het Belgisch Park levert geen grond op voor het oordeel dat het college ook voor de Rusthoekstraat een uitzondering op de plaatsing van ORAC's, zoals bepaald in het besluit van 8 november 2011, had moeten maken, aldus de voorzitter. De Afdeling sluit zich hierbij aan.
De beroepsgrond faalt.
5. Appellanten betogen dat de parkeerdruk in de Rusthoekstraat hoger dan 90% is. Overeenkomstig gemeentelijk beleid dient het college volgens hen onder die omstandigheid af te zien van aanwijzing van locaties in de straat voor de plaatsing van ORAC's.
5.1. In de Nota van antwoord heeft het college toegelicht dat de parkeerdruk op wijkniveau wordt beoordeeld en dat de parkeerdruk in de Visserijbuurt na de plaatsing van ORAC's niet zal stijgen boven de norm van 90%. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen de parkeerdruk slechts op wijkniveau te beoordelen.
De beroepsgrond faalt.
6. Appellanten voeren aan dat het legen van ORAC's door de inzamelwagen tot opstoppingen in de straat zal leiden, omdat de inzamelwagen de doorgang blokkeert. Zij voeren aan dat hulpdiensten daardoor meer moeite zullen hebben de Rusthoekstraat te bereiken. Voorts is volgens hen de Rusthoekstraat ongeschikt voor het legen van ORAC's, omdat de inzamelwagen vanwege zijn omvang schade zal kunnen veroorzaken aan geparkeerde auto's.
6.1. In de Nota van antwoord heeft het college toegelicht dat de inzamelwagen alle straten waar ORAC's zijn voorzien is doorgereden, waarbij geen logistieke knelpunten zijn gebleken. In het verweerschrift licht het college toe dat de inzamelwagen niet breder is dan een normale huisvuilwagen. Voorts licht het college toe dat het legen van de ORAC's doordeweeks tussen 7:00 en 22:00 uur plaatsvindt en slechts vijf tot tien minuten duurt. Appellanten hebben niet met concrete argumenten aangevoerd dat dit onjuist is. Zij hebben dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het legen van de ORAC's tot grotere negatieve gevolgen leidt dan het legen van minicontainers, zoals dat plaatsvond voordat gebruik moest worden gemaakt van ORAC's. Gelet daarop kon het college zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de gevolgen van het legen van de ORAC's in de Rusthoekstraat niet zodanig zijn, dat het had moeten afzien van de aanwijzing van de locaties 04-15A, 04-17 en 04-21B.
De beroepsgrond faalt.
7. Appellanten voeren aan dat de aanwijzing van de drie locaties in de Rusthoekstraat, die mede met het oog op restafval van bewoners van omliggende straten is geschied, een onevenredige belasting voor de karakteristieke en kleinschalige Rusthoekstraat meebrengt. Zij voeren aan dat het historisch karakter van de straat wordt aangetast. Volgens hen zorgen de ORAC's voor geluidhinder, stankhinder en waardevermindering van hun woningen. [appellant sub 5] bepleit het laten vervallen van locatie 04-15A. De andere appellanten bepleiten het laten vervallen van locatie 04-17. Daarbij voeren zij aan dat locatie 04-16 in de Symonszstraat en locatie 04-21B aan de behoefte kunnen voldoen.
7.1. In de Nota van antwoord heeft het college toegelicht dat de te verwachten stank- en geluidhinder als gevolg van de ORAC's en de invloed van de ORAC's op het straatbeeld beperkt is. Appellanten hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Voorts hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat de ORAC's tot waardevermindering van hun woningen zullen leiden. Aan de omstandigheid dat de drie locaties zich alle in of vlak bij de Rusthoekstraat bevinden, terwijl in diverse straten in de omgeving geen of minder locaties zijn aangewezen, komt niet het gewicht toe dat appellanten daaraan toegekend willen zien.
In het verweerschrift licht het college toe dat locatie 04-15A niet kan vervallen omdat dat zou leiden tot overschrijding van de maximale loopafstand voor sommige bewoners. Datzelfde geldt volgens het college voor locatie 04-17. Daarbij licht het college toe dat de Kanaalweg een doorgaande route voor openbaar vervoer vormt en daarom niet geschikt is voor plaatsing van ORAC's. Met het oog op deze toelichting hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat het college niet in redelijkheid de locaties 04-15A en 04-17 kon aanwijzen voor de plaatsing van ORAC's.
De beroepsgronden falen.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2014
190-687.