ECLI:NL:RVS:2014:1382

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
201311139/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van ministers inzake inpassingsplan gasolieopslag in zoutcavernes regio Twente

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door een appellant tegen het besluit van de ministers van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 2 oktober 2013. Dit besluit betreft de vaststelling van het inpassingsplan 'Gasolieopslag in zoutcavernes in de regio Twente'. De mondelinge uitspraak vond plaats op 1 april 2014, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde. De appellant, wonend in Hengelo, stelt dat hij als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij zich benadeeld voelt door de besluiten die de ministers hebben genomen. Hij woont echter op een afstand van 5 tot 6 kilometer van de gronden waarop de bestreden besluiten betrekking hebben, en heeft vanuit zijn woning geen zicht op deze gronden.

De Afdeling overweegt dat de afstand te groot is om een rechtstreeks betrokken belang aan te nemen. De appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen rechtvaardigen dat hij, ondanks deze afstand, een objectief en persoonlijk belang heeft dat door de besluiten wordt geraakt. Het algemeen belang van een goede drinkwatervoorziening is niet voldoende om hem als belanghebbende aan te merken. De Afdeling concludeert dat de appellant geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat hij daarom geen beroep kan instellen tegen de besluiten van de ministers. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Uitspraak

201311139/1/R6.
Datum uitspraak: 1 april 2014 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [appellant], wonend te Hengelo,
appellant, en 1. de minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister van I&M),
2. de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de minister van EL&I),
verweerders. Openbare zitting gehouden op 1 april 2014 om 11:30 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek voorzitter (vz.)
Staatsraad drs. W.J. Deetman rapporteur (rapp.)
Staatsraad mr. J. Kramer lid ambtenaar van staat: mr. A.L. van Driel Kluit Verschenen:
[appellant];
de ministers, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Kraakman, mr. M. Campman en mr. G.P. Westhoven, allen werkzaam bij het Ministerie van EL&I, mr. R.G.P. van Slijpe, werkzaam bij het Ministerie van I&M, en dr. A.G. Muntendam-Bos, werkzaam bij het Staatstoezicht op de Mijnen; de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V., vertegenwoordigd door ir. T.M. Pinkse en drs. T.P.F. Koopmans, beiden werkzaam bij Akzo Nobel; de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Argos Storage B.V., vertegenwoordigd door [werknemers], beiden werkzaam bij Argos Energies, en [werknemer], werkzaam bij Oiltraining. Het beroep richt zich tegen het besluit van de ministers van 2 oktober 2013 waarbij het inpassingsplan "Gasolieopslag in zoutcavernes in de regio Twente" is vastgesteld. Voorts richt het beroep zich tegen de besluiten van 3 oktober 2013 waarbij de minister van EL&I op grond van de artikelen 39, eerste lid, onder b, en artikel 34, derde lid, van de Mijnbouwwet instemming heeft gegeven aan het opslagplan "gasolieopslag Twenthe-Rijn De Marssteden" en aan Akzo Nobel een omgevingsvergunning heeft verleend. De Afdeling verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Daartoe overweegt zij het volgende. [appellant] woont op een afstand tussen 5 en 6 km van de gronden waarop de bestreden besluiten zien. Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op deze gronden. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die door de bestreden besluiten mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang te kunnen aannemen. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door de bestreden besluiten zou worden geraakt. Het algemeen belang van een goede drinkwatervoorziening is niet een belang waarin [appellant] door de bestreden besluiten rechtstreeks en persoonlijk wordt geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende. De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij de bestreden besluiten als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen. w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Driel Kluit
voorzitter ambtenaar van staat 703.