201400349/2/R3.
Datum uitspraak: 11 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwmarkt Ypenburg B.V., gevestigd te Den Haag, en andere,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ypenburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Bouwmarkt Ypenburg B.V. en andere beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 maart 2014, waar het gemeentebestuur, vertegenwoordigd door drs. M. Houtman, drs. H.J.P. Zijderveld en ing. R.W. van der Ark, allen werkzaam bij de gemeente, Bouwmarkt Ypenburg B.V. en andere, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.A. Visser, advocaat te Dordrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.R.A.H.C. Delsing Nicolaas en mr. I.T.F. Vermeulen, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hornbach Holding B.V., vertegenwoordigd door G. van Heeren, J.P.F. Tijchon en mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bouwmarkt Ypenburg en andere kunnen zich niet met het plan verenigen zoals dat is komen te luiden ten gevolge van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 26 november 2013 waarbij met betrekking tot het bestemmingsplan "Ypenburg" aan de raad van de gemeente Den Haag aanwijzingen zijn gegeven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Deze strekken ertoe dat artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, voor zover het de zinsnede "waaronder wordt begrepen detailhandel in volumineuze goederen" betreft, en artikel 1, onder 81, onder c tot en met d, van de planregels, niet in werking treden. Zij voeren aan dat het plan ten gevolge van die aanwijzingen tot gevolg heeft dat zich op bedrijventerreinen onbeperkt bouwmarkten en tuincentra kunnen vestigen, terwijl die gronden zowel volgens gemeentelijk als volgens provinciaal beleid en provinciale regelgeving niet als vestigingslocatie voor perifere detailhandel zijn aangewezen.
3. Volgens het beroepschrift en het verhandelde ter zitting kunnen Bouwmarkt Ypenburg en andere zich met het plan verenigen zoals dat is vastgesteld door de raad en beogen zij met hun verzoek uitsluitend te voorkomen dat door de inwerkingtreding van het plan, waarvan door het aanwijzingsbesluit van 26 november 2013 de zinsnede "waaronder wordt begrepen detailhandel in volumineuze goederen" niet langer deel uitmaakt, de - hangende de bodemprocedure ingediende - aanvragen voor alle vormen van perifere detailhandel, waaronder bouwmarkten en tuincentra, zullen moeten worden ingewilligd.
3.1. Bij de uitspraak van heden, zaak nr. 201400591/2/R3 heeft de voorzitter de reactieve aanwijzing in zoverre geschorst dat bij wijze van voorlopige voorziening is bepaald dat de bijzin "waaronder uitsluitend wordt begrepen detailhandel in volumineuze goederen" moet worden geacht deel uit te maken van artikel 4, lid 4.1, onder b, van de planregels van het bestemmingsplan "Ypenburg" zoals dat op 17 oktober 2013 is vastgesteld.
3.2. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding om met betrekking tot het plan een voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2014
240.