ECLI:NL:RVS:2014:1388

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
201400403/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingsplan Centrum door de raad van de gemeente Dongen

Op 16 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Dongen, en de raad van de gemeente Dongen. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Centrum' door de raad op 24 oktober 2013. Appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, specifiek gericht tegen de bestemming 'Gemengd' van een perceel op de hoek van de Hoge Ham en de Mgr. Ariënsstraat te Dongen, waar hij eigenaar is van twee commerciële ruimten.

De raad heeft in zijn verweerschrift betoogd dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellant geen zienswijzen heeft ingediend naar aanleiding van het ontwerpplan. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2014, waarbij de raad vertegenwoordigd was door M.C. Gorissen en J.H. Rijken-de Haan. De Afdeling overweegt dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende die geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan, in beginsel niet ontvankelijk is in zijn beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

In deze zaak heeft de Afdeling vastgesteld dat appellant niet in een nadeliger positie is geraakt door de wijzigingen in de planregels ten opzichte van het ontwerpplan. De planregels voor de bestemming 'Gemengd' zijn gewijzigd, waardoor detailhandel alleen is toegestaan op een specifiek perceel. Dit betekent dat de commerciële ruimten van appellant niet in aanmerking komen voor detailhandel, wat appellant betwistte. De Afdeling concludeert dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 april 2014.

Uitspraak

201400403/1/R6.
Datum uitspraak: 16 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Dongen,
en
de raad van de gemeente Dongen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door M.C. Gorissen en J.H. Rijken-de Haan, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in de vervanging van een aantal bestemmingsplannen door één geactualiseerd bestemmingsplan voor het gehele centrumgebied van Dongen. Het plan maakt enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk en is voor het overige conserverend van aard.
2. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Gemengd" wat betreft het perceel op de hoek van de Hoge Ham en de Mgr. Ariënsstraat te Dongen. Hier bevindt zich een complex met commerciële ruimten en appartementen. [appellant] is eigenaar van twee commerciële ruimten in dit complex, te weten [locaties].
3. De raad betoogt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat [appellant] geen zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpplan naar voren heeft gebracht en het vastgestelde plan voor de bestreden plandelen geen wijzigingen bevat ten opzichte van het ontwerpplan die nadelig zijn voor [appellant].
3.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[appellant] heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is daarom slechts ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpplan zijn aangebracht en voor zover aannemelijk is dat [appellant] door die wijzigingen in een nadeliger positie is geraakt.
3.2. [appellant] bestrijdt in beroep de planregeling voor zijn commerciële ruimten aan de [locaties] vanwege het ontbreken van de mogelijkheid tot het uitoefenen van detailhandel. Aan het perceel is zowel in het ontwerpplan als in het vastgestelde plan de bestemming "Gemengd" toegekend. De planregels voor deze bestemming zijn echter gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor onder meer detailhandel en kantoren, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van het perceel Sint Josephstraat 157-159. Naar het oordeel van de Afdeling kan deze bepaling niet anders worden gelezen dan dat detailhandel op gronden met de bestemming "Gemengd" alleen is toegestaan op het perceel Sint Josephstraat 157-159. Ter zitting heeft de raad bevestigd dat hij dit met artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder d, van de planregels heeft beoogd. Dit betekent dat het plan geen detailhandel mogelijk maakt in de commerciële ruimten aan de [locaties].
In artikel 6, lid 6.1, van de planregels van het ontwerpplan was detailhandel niet opgenomen in de doeleindenbeschrijving van de bestemming "Gemengd". Ook het ontwerpplan maakte derhalve geen detailhandel mogelijk in de commerciële ruimten van [appellant].
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat [appellant] door de wijziging van artikel 6, lid 6.1, van de planregels ten opzichte van het ontwerpplan niet in een nadeliger positie is geraakt.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Teuben
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2014
483.