ECLI:NL:RVS:2014:1416

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
201304761/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • N. Verheij
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de exploitatievergunning voor een alcoholverstrekkend bedrijf met ongebouwd terras

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 12 april 2013 het beroep tegen de beslissing van de burgemeester van Amsterdam ongegrond verklaarde. De burgemeester had op 16 mei 2011 een exploitatievergunning verleend voor een alcoholverstrekkend bedrijf met een ongebouwd terras, onder bepaalde voorwaarden. Na een bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning, verklaarde de burgemeester dit bezwaar op 9 december 2011 ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop [appellant] in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 maart 2014 behandeld. Tijdens deze zitting was [appellant] vertegenwoordigd door mr. M.I. Houben, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. M.F.W. Boermans. De Afdeling heeft ambtshalve beoordeeld of [appellant] nog belang had bij de behandeling van het hoger beroep, aangezien de verleende vergunning tot juni 2013 gold. [appellant] had echter een opvolgende vergunning aangevraagd, die de burgemeester op 9 juli 2013 verleende, en de bestreden voorwaarde bleef ook in deze nieuwe vergunning bestaan.

De Afdeling heeft de relevante wetgeving en beleidsregels, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening en de Terrassennota, in overweging genomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de voorwaarde dat de vergunning bij meer dan één overtreding zou worden ingetrokken, slechts een mededeling van informatieve aard was en geen rechtsgevolg met zich meebracht. [appellant] betwistte deze conclusie en stelde dat de voorwaarde wel degelijk rechtsgevolgen had. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de burgemeester in deze fase niet inhoudelijk hoefde te oordelen over de bezwaren van [appellant].

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201304761/1/A3.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2013 in zaak nr. 12/306 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2011 heeft de burgemeester aan [appellant] een exploitatievergunning voor een alcoholverstrekkend bedrijf met ongebouwd terras onder voorwaarden verleend voor het horecabedrijf [café].
Bij besluit van 9 december 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 april 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[partij] heeft op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) als partij aan het geding deelgenomen en een schriftelijke uiteenzetting gegeven over het hoger beroep.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.I. Houben, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.F.W. Boermans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft ambtshalve beoordeeld of [appellant] nog belang heeft bij de behandeling van zijn hoger beroep omdat de verleende exploitatievergunning tot juni 2013 gold. [appellant] heeft echter een opvolgende exploitatievergunning aangevraagd, die de burgemeester bij besluit van 9 juli 2013 heeft verleend. Ook bij deze exploitatievergunning is de door [appellant] bestreden beperkende voorwaarde, dat de vergunning na meer dan één overtreding wordt ingetrokken, opgenomen. Gelet hierop heeft [appellant] nog steeds belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep.
2. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.
Ingevolge artikel 3.17, eerste lid, beslist de burgemeester, indien een vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op de exploitatie van één of meer terrassen, voor zover deze terrassen zich op de weg bevinden, ook over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van het terras, zulks in afwijking van artikel 4.3.
Tot 1 juni 2011 gold in Amsterdam voor vergunningverlening voor terrassen het beleid zoals neergelegd in de Terrassennota 2008. Vanaf 17 juni 2011 geldt het op 1 juni 2011 vastgestelde Terrassenbeleid 2011. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot verlening van een exploitatievergunning ten aanzien van terrassen past de burgemeester dit beleid toe.
Volgens paragraaf 5.13 moet maatwerk voor individuele gevallen voor uitzonderlijke situaties mogelijk zijn. Bij maatwerk krijgt de exploitant een voorwaardelijke vergunning voor een terras met als belangrijkste voorwaarde dat niet meer dan drie overtredingen per jaar mogen plaatsvinden. Na drie overtredingen wordt de voorwaardelijke vergunning voor het terras ingetrokken.
3. De vergunning voor het terras op het brugdeel is verleend met toepassing van paragraaf 5.13 van de Terrassennota 2008, dat op het hier aan de orde zijnde onderdeel niet verschilt van de ten tijde van het besluit op bezwaar geldende paragraaf in het Terrassenbeleid 2011. In de vergunning is in afwijking van het beleid als voorschrift opgenomen dat de terrasvergunning bij meer dan één terrasovertreding zal worden ingetrokken.
4. De rechtbank heeft het beroep tegen deze in het besluit op bezwaar gehandhaafde voorwaarde ongegrond verklaard omdat de voorwaarde dat de terrasvergunning bij meer dan één terrasovertreding zal worden ingetrokken, slechts een mededeling van informatieve aard is waaraan geen rechtsgevolg is verbonden. Met deze voorwaarde wordt [appellant] geen verplichting opgelegd, wordt hem geen recht onthouden en wordt hij evenmin anderszins direct geraakt in zijn rechtspositie.
5. [appellant] heeft aangevoerd dat aan deze voorwaarde van de exploitatievergunning wel een rechtsgevolg is verbonden. Voorts vindt hij het onredelijk bezwarend als hij pas bij een eventuele handhavingsprocedure de juistheid van deze voorwaarde aan de orde kan stellen.
6. De door [appellant] bestreden passage in het besluit van 16 mei 2011 houdt in dat de burgemeester in geval hij meer dan één overtreding constateert, de vergunning zal intrekken. Dit is slechts een waarschuwing, dus een mededeling van slechts feitelijke aard. Als de burgemeester na constatering van meer dan één overtreding de vergunning intrekt, kan [appellant] rechtsmiddelen aanwenden en zijn standpunt dat het in strijd is met het door de burgemeester gevoerde beleid of het gelijkheidsbeginsel om niet pas na drie, maar reeds bij twee overtredingen de vergunning in te trekken, ter beoordeling voorleggen. Het is niet onredelijk bezwarend dat [appellant] dit pas na intrekking van de vergunning kan doen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester over de tegen de bestreden passage gemaakte bezwaren in deze fase nog niet inhoudelijk hoefde te oordelen.
De rechtbank heeft derhalve terecht het beroep ongegrond verklaard.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
290.