201303856/5/R6.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koninklijke [appellante] B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Sontwegtracé" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2013, waar onder meer [appellante], vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door J. Dallinga, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 20 november 2013 in zaak nr. 201303856/1/R6 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 27 maart 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 29 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Sontwegtracé" opnieuw vastgesteld. Hiermee is het besluit van 27 maart 2013 vervangen.
[appellante] is in de gelegenheid gesteld haar zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen.
[appellante] heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak ten aanzien van het beroep van [appellante] is overwogen het naar aanleiding van haar beroep geconstateerde gebrek te herstellen.
De raad heeft, ter uitvoering van de opdracht, zijn besluit van 27 maart 2013 vervangen door het besluit van 29 januari 2014.
[appellante] heeft medegedeeld te kunnen instemmen met dit besluit.
3. Met het besluit van 29 januari 2014 is geheel tegemoetgekomen aan het tegen het besluit van 27 maart 2013 gerichte beroep van [appellante]. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is dan ook geen beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 29 januari 2014.
4. Het vorenstaande in aanmerking genomen, dient de Afdeling uitsluitend nog te oordelen over het beroep van [appellante] tegen het besluit van 27 maart 2013. Gezien hetgeen in de tussenuitspraak daarover is overwogen, is het beroep van [appellante] gegrond. Het besluit van 27 maart 2013 dient te worden vernietigd wat betreft het plandeel met de bestemming "Water" met de aanduiding "verkeer" en het plandeel met de bestemming "Verkeer".
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van 27 maart 2013 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" met de aanduiding "verkeer" en het plandeel met de bestemming "Verkeer";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Groningen tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koninklijke [appellante] B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.217,50 (zegge: twaalfhonderdzeventien euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Groningen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koninklijke [appellante] B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
375.