ECLI:NL:RVS:2014:1465

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
201401077/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen wijzigingsplan 't Harde 2009

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 april 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te 't Harde, en het college van burgemeester en wethouders van Elburg. Het verzoek was gericht tegen het besluit van 7 januari 2014, waarbij het college het wijzigingsplan 't Harde 2009 heeft vastgesteld. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 april 2014, waar zowel de verzoeker als de vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. Ook het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland was ter zitting vertegenwoordigd.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het wijzigingsplan voorziet in een reconstructie van de provinciale weg N309, waarbij een deel van het perceel van de verzoeker benodigd is. De voorzitter heeft vastgesteld dat de reconstructie pas in maart 2015 kan beginnen, na groot onderhoud aan de rijksweg A28. De voorzitter acht het aannemelijk dat de Afdeling voor aanvang van de werkzaamheden uitspraak zal doen in de bodemzaak.

Daarnaast is overwogen dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. De voorzitter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 april 2014.

Uitspraak

201401077/2/R2.
Datum uitspraak: 17 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te 't Harde, gemeente Elburg,
en
het college van burgemeester en wethouders van Elburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2014 heeft het college het wijzigingsplan "’t Harde 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 april 2014, waar [verzoeker], en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, vergezeld door W. Vierhuizen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, vertegenwoordigd door P.J. van der Eijk, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een reconstructie van de provinciale weg N309 (Eperweg) ter hoogte van de aansluiting op de rijksweg A28. Daartoe is in het plan de bestemming "Verkeer" toegekend aan enkele percelen die naast de N309 liggen, waaronder een gedeelte van het perceel van [verzoeker] aan de [locatie]. Het verzoek om een voorlopige voorziening is gericht tegen het plandeel dat betrekking heeft op zijn perceel.
3. Ter zitting is namens het college van burgemeester en wethouders toegelicht dat de reconstructie van de provinciale weg N309 pas kan worden uitgevoerd na het groot onderhoud aan de rijksweg A28, dat is voorzien in 2014. Omdat de werkzaamheden aan de N309 niet in de wintermaanden plaatsvinden, zal de reconstructie van de N309 pas in maart 2015 beginnen. Gelet op hetgeen naar voren is gebracht acht de voorzitter aannemelijk dat pas in het voorjaar van 2015 wordt begonnen met de reconstructie van de N309. Dat volgens [verzoeker] in het verleden een andere planning is aangehouden, geeft op zichzelf geen aanleiding om te twijfelen aan de huidige planning. Naar verwachting van de voorzitter zal de Afdeling voor aanvang van de werkzaamheden uitspraak hebben gedaan in de bodemzaak.
4. Bovendien is niet in geschil dat voor de reconstructie van de N309 zoals die is beoogd, bedoeld deel van het perceel van [verzoeker] benodigd is. Nu [verzoeker] daarvan eigenaar is, kunnen de werkzaamheden op zijn perceel niet aanvangen voordat hij met het college van gedeputeerde staten tot onderlinge overeenstemming is gekomen over minnelijke verwerving door de provincie van het gedeelte van het perceel waar het bestreden plandeel op ziet dan wel een onteigeningsprocedure ter zake is afgerond. Ook om deze reden verwacht de voorzitter niet dat het voorliggende plan zal zijn uitgevoerd voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
5. Gelet op het hiervoor overwogene is geen sprake van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling een voorlopige voorziening wordt getroffen, zodat het verzoek wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2014
571.