201307588/1/R6.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Kerkrade,
en
de raad van de gemeente Kerkrade,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum, 2e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2014, waar [appellanten], en de raad, vertegenwoordigd door ir. H.J.C. Engelen, werkzaam bij de gemeente, en mr. T.A.A. Thijssen, werkzaam bij Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan heeft betrekking op het centrumgebied van Kerkrade. Het maakt herstructurering en uitbreiding mogelijk ten behoeve van detailhandel en overige voorzieningen. Daarnaast is er ruimte voor woningbouwontwikkelingen.
2. [appellanten] richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Centrum", voor zover 80 woningen mogelijk worden gemaakt.
3. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.1. [appellanten] wonen beiden op een afstand van ongeveer 350 meter van het plandeel met de bestemming "Centrum". Vanuit hun woning hebben zij geen zicht op het betrokken plandeel. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkeling die het plandeel mogelijk maakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Voorts hebben [appellanten] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. De door hen naar voren gebrachte omstandigheid dat zij langer geconfronteerd zullen blijven met een kettingbeding dat op een deel van hun percelen is komen te rusten, indien het thans in aanbouw zijnde woningbouwproject "Centro Meta" aan de Marktstraat verdere vertraging oploopt, is hiervoor onvoldoende. Niet aannemelijk is gemaakt dat als gevolg van het door hen bestreden plandeel met de bestemming "Centrum" het project "Centro Meta" verdere vertraging kan oplopen. Hierbij wordt in aanmerking genomen de verklaring van de raad ter zitting dat de woningbouw in het plan is gericht op een ander marktsegment dan het woningbouwproject "Centro Meta". [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. De door [appellanten] naar voren gebrachte omstandigheid dat zij vanwege het aspect parkeren rechtstreeks in hun belangen worden geraakt, is - gelet op de ruime afstand - eveneens onvoldoende.
De conclusie is dat [appellanten] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kunnen instellen.
4. Het beroep van [appellanten] is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
646.