201401698/2/R6.
Datum uitspraak: 18 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas,
2. ABC Wonen B.V., gevestigd te Wanssum, gemeente Venray,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Californië 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en ABC Wonen B.V. beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en ABC Wonen B.V. hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 1] en ABC Wonen B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 april 2014, waar ABC Wonen B.V., vertegenwoordigd door I. Spapens-Reijnders, werkzaam bij R&S Advies B.V., en ing. Th. Vissers, en de raad, vertegenwoordigd door ing. J.M.H.J. van Melick, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, Californië B.V., vertegenwoordigd door mr. E. Broeren, advocaat te Breda, en R. Morskate, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor glastuinbouwactiviteiten op de gronden gelegen tussen de Sevenumseweg, de Horsterweg en de Dijkerheideweg.
ABC Wonen B.V.
3. Het verzoek van ABC Wonen B.V. is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch - projectvestiging glastuinbouw" wat betreft haar perceel Aartserfweg 2. Nu haar perceel een oppervlak heeft van ongeveer 25.669 m², betoogt zij dat het bestemmingsplan ten onrechte alleen voorziet in de oprichting van een glastuinbouwbedrijf op bouwpercelen groter dan 5 ha. Ter zitting heeft ABC Wonen B.V. te kennen gegeven dat met dit verzoek een spoedeisend belang is gemoeid om te bewerkstelligen dat thans op het perceel een glastuinbouwbedrijf kan worden opgericht. Volgens ABC Wonen B.V. voorzag het voorgaande bestemmingsplan op haar perceel in de oprichting van een glastuinbouwbedrijf tot 2 ha.
3.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de als "Agrarisch - projectvestiging glastuinbouw" aangewezen gronden bestemd voor glastuinbouwbedrijven met bijbehorende bedrijfsbebouwing met dien verstande dat de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 5 ha moet bedragen. Ter zitting heeft ABC Wonen B.V. te kennen gegeven dat op het perceel Aartserfweg 2 sinds vele jaren geen activiteiten plaatsvinden en dat geen concrete plannen voor een aanvraag om op het perceel een glastuinbouwbedrijf te ontwikkelen zijn opgesteld. De voorzitter overweegt dat gelet op deze feiten niet valt in te zien waarom het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure over de beroepsgronden van ABC Wonen B.V. niet kan worden afgewacht. Reeds hierom is met het inwilligen van het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek van ABC Wonen B.V. om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
[verzoeker sub 1]
5. Het verzoek van [verzoeker sub 1] is onder meer gericht tegen het bestemmingsplan voor zover daarmee wordt voorzien in geothermische activiteiten. Hij betoogt dat de milieugevolgen van deze activiteiten onvoldoende zijn onderzocht. De raad heeft toegelicht dat dit bezwaar van [verzoeker sub 1] geen betrekking heeft op zijn eigen gronden. De voorzitter stelt vast dat [verzoeker sub 1] in zoverre geen zienswijze naar voren heeft gebracht en dat het bestemmingsplan in zoverre niet gewijzigd is vastgesteld. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat de Afdeling zal oordelen dat het beroep van [verzoeker sub 1] in zoverre niet-ontvankelijk is en hij ziet derhalve geen aanleiding het verzoek in zoverre inhoudelijk te behandelen.
6. Het verzoek van [verzoeker sub 1] is voorts gericht tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "bouwvlak" voor zijn bedrijfslocatie aan de [locatie]. [verzoeker sub 1] betoogt dat ten onrechte niet is voorzien in een groter bouwvlak. Het voorgaande bestemmingsplan voorzag volgens [verzoeker sub 1] ter plaatse bij recht in de vergroting van het bouwvlak.
6.1. De voorzitter overweegt dat niet is gebleken van concrete plannen van [verzoeker sub 1] voor de bedrijfslocatie [locatie] die vanwege het voorliggende planologische regime niet kunnen worden gerealiseerd, zodat reeds hierom met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Voor zover [verzoeker sub 1] stelt dat hij op 4 juli 2012 heeft verzocht om een vergroting van het bouwvlak, heeft de raad in de nota van zienswijzen gesteld dat die aanvraag geen betrekking had op de vergroting van het bouwvlak. [verzoeker sub 1] heeft dit niet weersproken.
6.2. Voorts overweegt de voorzitter dat op voorhand ook geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid geen groter bouwvlak heeft kunnen opnemen voor de bedrijfslocatie van [verzoeker sub 1], zodat ook daarom geen aanleiding is om vooruitlopend op het oordeel van de Afdeling een voorlopige voorziening te treffen. In dit verband wordt in aanmerking genomen dat artikel 3, lid 3.8, van de planregels een wijzigingsbevoegdheid bevat op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om onder bepaalde voorwaarden het bouwvlak op de gronden met de bestemming "Agrarisch" te vergroten en dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat het bouwvlak op de gronden van [verzoeker sub 1] in het voorgaande bestemmingsplan ook alleen door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kon worden vergroot.
6.3. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek in zoverre af te wijzen.
7. Het verzoek van [verzoeker sub 1] is verder gericht tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer" wat betreft de strook grond gelegen ten oosten van de kruising van de Aartserfweg met de Sevenumseweg. [verzoeker sub 1] betoogt dat aan deze strook grond ten onrechte een verkeersbestemming is toegekend, omdat het gebruik daarvan als fietspad in strijd met het voorgaande bestemmingsplan is aangevangen. [verzoeker sub 1] is voornemens deze strook grond, die naar gesteld aan hem in eigendom toebehoort, voor agrarische doeleinden te gaan gebruiken.
7.1. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat het fietspad op de door [verzoeker sub 1] bedoelde strook grond door Californië B.V. in strijd met het voorgaande bestemmingsplan is aangelegd en dat thans is beoogd dit fietspad als zodanig te bestemmen. De vraag of de raad in redelijkheid een verkeerbestemming aan de door [verzoeker sub 1] bedoelde strook grond heeft kunnen toekennen leent zich minder goed voor een beoordeling in het kader van deze voorlopige voorzieningsprocedure. Die inhoudelijke beoordeling dient in de bodemprocedure te geschieden. De voorzitter ziet in zoverre dan ook af van een inhoudelijke behandeling van de bezwaren van verzoeker vooruitlopend op de behandeling in de hoofdzaak. Ten aanzien van de vraag of in afwachting daarvan aanleiding bestaat tot het treffen van de voorlopige voorziening, zoals door [verzoeker sub 1] verzocht, overweegt de voorzitter als volgt.
7.2. Niet in geschil is dat de door [verzoeker sub 1] bedoelde strook grond thans reeds enige tijd in gebruik is als fietspad. Indien [verzoeker sub 1] in de bodemprocedure met zijn bezwaren tegen de bestemming "Verkeer" in het gelijk wordt gesteld en dat er toe leidt dat het gebruik als fietspad niet wordt gelegaliseerd, kan [verzoeker sub 1] alsnog verzoeken daartegen op te treden. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Verder is vooralsnog niet gebleken dat voor de aanleg van het fietspad op grond van artikel 10, lid 10.5.1, van de planregels alsnog een omgevingsvergunning dient te worden verleend, zodat de voorzitter een spoedeisend belang in zoverre ook niet aanwezig acht.
7.3. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek van [verzoeker sub 1] om het treffen van een voorlopige voorziening ook in zoverre af te wijzen.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Bošnjaković
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2014
523-749.