ECLI:NL:RVS:2014:1496

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
201310655/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden voor nieuw te bouwen appartementen in Almelo

Op 24 september 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van Almelo hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeer voor nieuw te bouwen appartementen aan de [locatie] te Almelo. Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. D.F. Briedé, en het college door J.T.M. Rouweler en M.M. Weerink. Tijdens de zitting op 2 april 2014 heeft [appellante] betoogd dat het besluit in strijd is met het beleidsdocument "Gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Almelo" en dat er geen onderzoek is verricht naar de binnenwaarde in de woningen. Ook werd aangevoerd dat de aanvraag voor het besluit ontbreekt en dat het onduidelijk is waarom geluidmaatregelen niet effectief zouden zijn.

Het college heeft echter betoogd dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht in de weg staat aan vernietiging van het besluit, omdat artikel 83, eerste lid, van de Wet geluidhinder niet strekt tot bescherming van de belangen van [appellante]. Het college stelde dat het besluit voldoet aan het uitvoeringskader van het gebiedsgericht geluidbeleid en dat onderzoek naar de binnenwaarde niet noodzakelijk is. De Afdeling heeft overwogen dat de regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen en dat [appellante] niet in dat appartementencomplex zal wonen. Daarom kan haar beroep niet leiden tot vernietiging van het besluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 april 2014 door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201310655/1/R6.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Almelo,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2013 heeft het college hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeer voor nieuw te bouwen appartementen aan de [locatie] te Almelo.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. D.F. Briedé, advocaat te Almelo, en het college, vertegenwoordigd door J.T.M. Rouweler en M.M. Weerink, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de stichting Almelose woningstichting Beter Wonen, vertegenwoordigd door ing. G.A. Mekkelholt en E. Alberts.
Overwegingen
1. [appellante] betoogt dat het besluit is vastgesteld in strijd met het beleidsdocument "Gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Almelo". Volgens haar zijn de hogere grenswaarden is strijd met het uitgangspunt om binnen de gemeente de geluidkwaliteit te verbeteren. [appellante] betoogt voorts dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar de binnenwaarde in de woningen. Zij voert daarnaast aan dat de aanvraag voor het besluit ontbreekt. Volgens [appellante] is verder onduidelijk waarom geluidmaatregelen niet voldoende effectief zullen zijn om ter plaatse van de voorziene appartementen aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen.
2. Het college betoogt dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de weg staat aan vernietiging van het besluit, omdat artikel 83, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet strekt tot de bescherming van de belangen van [appellante]. Het college stelt zich voorts op het standpunt dat het besluit voldoet aan het uitvoeringskader dat is opgenomen in het gebiedsgericht geluidbeleid. Het college heeft voorts uiteengezet dat onderzoek naar de binnenwaarde in het kader van het besluit tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden niet noodzakelijk is. Daarnaast wijst het college erop dat het besluit ambtshalve is genomen. Het college heeft verder uiteengezet dat geluidmaatregelen onvoldoende doeltreffend zullen zijn.
3. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wgh is, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wgh kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wgh is het college binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
4. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept
5. Afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wgh bevat een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woningen is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen.
De regeling in artikel 83 van de Wgh strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee, zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3), tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Niet in geschil is dat [appellante] die woont in de omgeving van het te bouwen appartementencomplex waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld, niet woonachtig zal zijn in dat appartementencomplex. Evenmin is gebleken dat zij een appartement in dat complex heeft gekocht. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellante].
Gelet op het vorenstaande kan hetgeen [appellante] heeft aangevoerd niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij ter zake heeft aangevoerd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Brand
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
575.