201308928/1/R1.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Borne,
(hierna in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Borne,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Borne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oud Borne 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. S.W.C. Bonnet, advocaat te Almere, [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door ing. S. Swart-Beekhuis en ing. J.F.J. Weghorst, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het oostelijke deel van de kern Borne, het zogeheten "Oud Borne".
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat de voorziene woning in het zuidelijke deel van het perceel [locatie 1] en het accentpunt in het noorden van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] leiden tot een aantasting van de historische structuur van Oud Borne. Hij voert hiertoe aan dat Oud Borne is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het plan is in strijd met de "Integrale stedenbouwkundige visie Oud Borne", vastgesteld door de raad op 7 februari 2012 (hierna: Stedenbouwkundige visie). Hierin staat dat de onbebouwde gronden ten noorden van de "bebouwingswand" aan de [locatie 1] onbebouwd dienen te blijven, omdat deze gronden feitelijk de achterzijde van het beschermde dorpsgezicht vormen. In de Stedenbouwkundige visie staat verder dat open plekken behouden dienen te blijven. Het plan is tevens in strijd met overig gemeentelijk beleid en met het beleid van het Rijk en de provincie, aldus [appellant sub 1].
3.1. Volgens de raad leiden de voorziene woning en het accentpunt niet tot een aantasting van de historische structuur van Oud Borne. Het noordelijke deel van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] wordt in de Stedenbouwkundige visie genoemd als gewenste locatie voor het accentpunt.
3.2. Aan ongeveer een derde deel van het perceel [locatie 1], in het zuiden, is in het plan de bestemming "Wonen", met de aanduidingen "bouwvlak", "maximum bouwhoogte (m) = 9" en "maximum goothoogte (m) = 3.5" toegekend. De oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ongeveer 100 m². Aan de overige delen van het perceel is de bestemming "Tuin" toegekend, met dien verstande dat aan het middelste deel tevens de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij" en aan het noordelijke deel tevens de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - accentpunt" is toegekend.
Aan het noordelijke deel van het perceel [locatie 2] is de bestemming "Tuin" met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - accentpunt" toegekend.
3.3. Ingevolge artikel 17, lid 17.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis.
Ingevolge lid 17.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen:
a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
d. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
[…].
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, onder a, zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Ingevolge lid 14.2 gelden voor gronden met de bestemming "Tuin" de volgende regels:
a. op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw, zijnde, gebouwd;
[…];
e. in afwijking van het bepaalde in sub a t/m d zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij" uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken toegestaan;
[…];
h. in afwijking van het bepaalde in sub a t/m d gelden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - accentpunt" de volgende regels:
1. er is maximaal één opvallend en bijzonder gebouw met een openbaar karakter toegestaan, waarbij een gedeeltelijke invulling door een berging/garage of atelier is toegestaan;
2. er mag geen sprake zijn van een woonfunctie;
3. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
4. er dient sprake te zijn van een platte of verspringende dakvorm;
[…].
3.4. Oud Borne is aangewezen als beschermd dorpsgezicht bij besluit van de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 17 oktober 1991 (hierna: aanwijzingsbesluit). Het plangebied maakt deel uit van het gebied dat is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit staat dat Oud Borne wordt gekenmerkt door een duidelijk onderscheid tussen het "verstedelijkte" westelijke gedeelte en het meer dorpse oostelijke gedeelte van het gebied. De scheiding ligt globaal genomen ter hoogte van de kerk. In het westelijke gedeelte van het gebied is de bebouwing dichter opeengelegen. Ook zijn in dat deel relatief genomen meer grote gebouwen gesitueerd. In oostelijke deel zijn juist meer open ruimten. De structuur van Oud Borne wordt verder gekenmerkt door een vrij willekeurige ligging van gebouwen ten opzichte van elkaar en de wisselende straatbreedtes, aldus de toelichting bij het aanwijzingsbesluit.
3.5. In paragraaf 2.4 van de Stedenbouwkundige visie staat dat de gronden direct aan de [locatie] worden gekenmerkt door een "bebouwingswand", met daarachter - ten noorden van de bebouwingswand - een strook die relatief onbebouwd is. Deze strook vormt de feitelijke achterzijde van het beschermde dorpsgezicht. Een verdere verdichting van deze strook door bebouwing is niet karakteristiek en daarmee niet wenselijk. De twee percelen aan de [locatie] die ingeklemd zijn tussen twee stegen - gedoeld wordt op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] - zijn aanmerkelijk dieper dan de overige percelen aan de [locatie]. Deze diepte kan gebruikt worden om een accentpunt te creëren dat de bezoeker leidt richting Oud Borne, aldus de Stedenbouwkundige visie.
In de Stedenbouwkundige visie is een tekening weergegeven van het gebied ten noorden van de [locatie]. Op deze tekening wordt de ligging van de twee stroken of zones die in paragraaf 2.4 worden beschreven visueel weergegeven. Op de tekening worden deze stroken of zones aangeduid als "zone: bebouwingswand [locatie]" en "zone: verdere verdichting niet wenselijk".
3.6. [appellant sub 1] heeft zijn betoog dat het plan in strijd is met de "Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte", vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu op 13 maart 2012, de "Omgevingsvisie Overijssel", vastgesteld door provinciale staten op 1 juli 2009, en de "Structuurvisie Borne" en het "Masterplan Centrum", vastgesteld door de raad op 2 februari 2010, niet nader onderbouwd. De enkele omstandigheid dat dit beleid is gericht op behoud van de bestaande cultuurhistorische waarden is, wat daar ook van zij, onvoldoende voor het oordeel dat de voorziene woning en het accentpunt daarmee in strijd zijn. Het betoog faalt.
3.7. De Afdeling overweegt dat het zuidelijke deel van het perceel [locatie 1], waarop de woning is voorzien, gesitueerd is binnen de "zone: bebouwingswand [locatie]". De Stedenbouwkundige visie verzet zich derhalve niet tegen bebouwing van dit gedeelte van het perceel [locatie 1]. De gronden direct ten noorden van de voorziene woning - het betreft hier het middelste gedeelte van het perceel - maken deel uit van de onbebouwde strook ten noorden van de bebouwingswand aan de [locatie], waar de Stedenbouwkundige visie aan refereert. Het betreft hier de "zone: verdere verdichting niet wenselijk" als weergegeven op de tekening in de Stedenbouwkundige visie. Voor deze gronden is in het plan voorzien in de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij", zodat ter plaatse alleen vergunningsvrije bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
Het noordelijke deel van de percelen [locatie 1] en [locatie 2], waarop het accentpunt is voorzien, maakt geen deel uit van de in de Stedenbouwkundige visie genoemde onbebouwde strook direct ten noorden van de bebouwingswand aan de [locatie]. Uit de kadastrale kaart van dit deel van het plangebied volgt dat de percelen [locatie] 5, 7, 9 en 11 alle dezelfde diepte (noord-zuid) hebben. De noordelijke begrenzing van de onbebouwde strook betreft in feite de noordelijke kadastrale grens van deze percelen. Het gedeelte van de percelen [locatie 1] en [locatie 2], waarop het accentpunt is voorzien, ligt ten noorden van deze kadastrale grens en derhalve ten noorden van de onbebouwde strook. Dit volgt ook uit de tekening in de Stedenbouwkundige visie. De gronden waarop het accentpunt is voorzien maken geen deel uit van de "zone: verdere verdichting onwenselijk". Uit de Stedenbouwkundige visie volgt juist dat de percelen [locatie 1] en [locatie 2] vanwege hun diepte geschikt zijn voor het realiseren van een accentpunt in het noordelijke deel.
Op grond van het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het plan in zoverre niet in strijd is met het beleid als vastgelegd in de Stedenbouwkundige visie. Het betoog faalt.
3.8. Voorts ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woning en het accentpunt voor het overige niet leiden tot een aantasting van de beschermde historische structuur van Oud Borne. Zij overweegt hiertoe dat de percelen [locatie 1] en [locatie 2] gelegen zijn ten noordwesten van de Oude Kerk en derhalve binnen het verstedelijkte westelijke gedeelte van Oud Borne als bedoeld in het aanwijzingsbesluit. Het betreft een ontwikkeling van een betrekkelijk geringe omvang. Verder geldt dat in het zuiden van het perceel [locatie 1] reeds een oude schuur staat. In zoverre is op deze locatie geen sprake van een open plek. Ook geldt, zoals hiervoor is overwogen, dat op het middelste gedeelte van het perceel [locatie 1] en [locatie 2] alleen vergunningsvrije bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten. Het plan heeft in zoverre geen gevolgen voor het stratenpatroon. Het betoog faalt.
4. [appellant sub 1] betoogt dat geen behoefte bestaat aan de woning op het perceel [locatie 1]. Hij voert hiertoe aan dat op geringe afstand ten noordwesten van Oud Borne, in de wijk "Bornsche Maten", voldoende woningen en vrije kavels beschikbaar zijn. Verder betoogt hij dat de raad ten onrechte betekenis heeft toegekend aan een besluit uit 1998 waarin het college van burgemeester en wethouders onder voorwaarden heeft ingestemd met een woning op het perceel [locatie 1].
4.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat met de provincie prestatieafspraken zijn gemaakt op grond waarvan 20 procent van de nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied gerealiseerd dient te worden. Het perceel [locatie 1] betreft een inbreidingslocatie en een woning op dit perceel draagt volgens de raad bij aan de verwezenlijking van de binnenstedelijke taakstelling als overeengekomen met de provincie. De wijk Bornsche Maten betreft geen binnenstedelijk gebied. Gelet hierop alsmede op de omstandigheid dat het plan voorziet in één woning is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan deze woning. Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd over het besluit uit 1998 is in zoverre niet van belang en behoeft geen bespreking. Het betoog faalt.
5. [appellant sub 1] betoogt dat geen behoefte bestaat aan het voorziene accentpunt in de vorm van een gebouw. De raad had ter plaatse kunnen volstaan met een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bijvoorbeeld een paal met daarop een wegwijzer. De Oude Kerk is reeds een belangrijk oriëntatiepunt voor bezoekers van Oud Borne, het voorziene gebouw belemmert juist het zicht naar dit gebied.
[appellant sub 1] betoogt verder dat het plan in zoverre niet uitvoerbaar is nu het accentpunt, dat een openbaar karakter dient te krijgen, op privégrond wordt gerealiseerd.
5.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een accentpunt ten het noorden van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is. Het gebouw wordt een oriëntatiepunt dat bezoekers naar Oud Borne zal leiden. Hiervoor is van belang dat de gronden waarop het accentpunt is voorzien gesitueerd zijn aan de noordelijke rand van Oud Borne. Voor bezoekers van Oud Borne is dit gedeelte van het plangebied een belangrijk entreepunt. Gelet op de geringe hoogte van het op te richten gebouw zullen andere accentpunten, zoals de Oude Kerk, zichtbaar blijven. Het voorziene accentpunt maakt deel uit van een lijn van accentpunten. Een gebouw als accentpunt is volgens de raad effectiever dan een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een wegwijzer.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan het voorziene accentpunt in de vorm van een gebouw. Het betoog faalt.
5.2. De Afdeling overweegt dat eigendomsverhoudingen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis zijn. Slechts indien privaatrechtelijke verhoudingen van een evident belemmerende aard zijn dat daarmee de realisering van het bestemmingsplan binnen de planperiode niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen.
De omstandigheid dat het accentpunt gerealiseerd zal worden op gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente verzet zich niet tegen een openbaar gebruik van een ter plaatse op te richten gebouw. Verder geldt dat een niet-openbare functie voor het gehele accentpunt op grond van de planregels niet is toegelaten. Verder geldt dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de eigenaar van de gronden waarop het accentpunt is voorzien niet berust in deze ontwikkeling.
Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat zich een evidente privaatrechtelijke belemmering voordoet die aan de verwezenlijking van het plan in de weg staat. Het betoog faalt.
5.3. [appellant sub 1] heeft zijn betoog dat het gemeentelijk beleid zich verzet tegen een plat dak voor het accentpunt niet nader onderbouwd. De raad heeft ter zitting toegelicht dat onder omstandigheden platte daken niet zijn toegelaten op bestaande gebouwen in Oud Borne. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dit echter niet. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met het gemeentelijk beleid. Het betoog faalt.
6. [appellant sub 1] betoogt dat de voorziene woning en het accentpunt leiden tot een onaanvaardbare aantasting van zijn uitzicht en privacy. Voor de woning op het perceel [locatie 1] geldt dat de voorgevel niet in het verlengde ligt van de voorgevellijn van zijn eigen woning, maar ongeveer 1 m ten noorden van de achtergevellijn. Dit leidt tot meer directe inkijk vanuit de voorziene woning, aldus [appellant sub 1].
6.1. Volgens de raad leiden de voorziene woning en het accentpunt, gelet op de aard van de omgeving in relatie tot de omvang van de voorziene ontwikkeling, niet tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht en de privacy van [appellant sub 1].
6.2. De Afdeling overweegt dat de afstand van de woning van [appellant sub 1] tot het accentpunt ruim 30 m bedraagt en dat een ter plaatse op te richten gebouw maximaal 5 m hoog wordt. De afstand tussen de voorziene woning op het perceel [locatie 1] en de woning van [appellant sub 1] bedraagt 15 m. Het betreft hier een ontwikkeling in het westelijke deel van Oud Borne, waar de bebouwingsdichtheid relatief hoog is en de afstand tussen woningen en andere gebouwen onderling veelal gering is. Zo bedraagt de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en de direct ten westen daarvan gelegen woning op het perceel [locatie] 9 ongeveer 5 m. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen van de voorziene woning en het accentpunt voor het uitzicht van [appellant sub 1] beperkt zijn. Het betoog faalt.
6.3. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voorziene accentpunt geen gevolgen heeft voor de privacy van [appellant sub 1], gelet op voornoemde afstand van 30 m en de omstandigheid dat het accentpunt niet gebruikt mag worden voor bewoning. Het is aannemelijk dat de voorziene woning zal leiden tot een zekere aantasting van de privacy van [appellant sub 1], gelet ook op de omstandigheid dat deze woning oost-west is georiënteerd. De Afdeling ziet hierin echter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een dergelijke aantasting niet onaanvaardbaar is. Bij dit oordeel is van belang dat het hier een ontwikkeling betreft binnen de kern van Oud Borne en dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en de voorziene woning 15 m bedraagt. Verder is hierbij van belang dat de twee woningen gescheiden worden door de weg De Haven en door gronden, die deel uitmaken van het perceel van [appellant sub 1], waaraan de bestemming "Tuin" is toegekend. Het betoog faalt.
7. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant sub 1] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.
8. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
9. [appellant sub 2] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij de "Structuurvisie Centrum Borne (2005)" heeft ingetrokken. Het bestreden besluit is wat betreft de voorziene woning en het accentpunt in strijd met het daarin vastgelegde beleid.
9.1. Volgens de raad is de "Structuurvisie Centrum Borne (2005)" ingetrokken bij raadsbesluit van 2 februari 2010, gelijktijdig met het vaststellen van het "Masterplan centrum Borne".
9.2. Uit punt 3.2 van het raadsbesluit van 2 februari 2010 volgt dat de raad heeft besloten overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. In het raadsvoorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 december 2009 wordt onder meer voorgesteld de "Structuurvisie Centrum Borne (2005)" in te trekken. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de "Structuurvisie Centrum Borne (2005)" was ingetrokken vóór het vaststellen van het plan, zodat de raad in zoverre daarmee ook geen rekening had dienen te houden. Het betoog faalt.
9.3. [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het nagenoeg woordelijk herhalen van de inhoud van zijn zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
9.4. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
418-739.