ECLI:NL:RVS:2014:1653

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
201308165/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor dierenpension in buitengebied en geluidsoverlast bezwaren

Op 7 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Swichum, en de raad van de gemeente Boarnsterhim, thans gemeente Leeuwarden. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 25 juni 2013, waarbij een bestemmingsplan voor het vestigen van een dierenpension op het perceel [locatie 1] te Wergea is vastgesteld. De appellant vreest geluidoverlast van honden als gevolg van het dierenpension, dat maximaal 250 honden kan herbergen. Hij stelt dat de geluidbelasting op zijn woning onaanvaardbaar hoog zal zijn en dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de akoestische gevolgen van het plan.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het aanwijzen van bestemmingen, maar dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De raad heeft in zijn verdediging aangevoerd dat het plan voldoet aan de richtlijnen van de VNG-brochure, die een afstand van 100 meter aanbeveelt tussen een dierenpension en woningen. De Afdeling oordeelt echter dat de raad niet voldoende heeft aangetoond dat de belangen van de appellant zijn meegewogen en dat er geen onderzoek is gedaan naar de geluidoverlast.

De Afdeling concludeert dat het besluit van de raad niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en vernietigt het besluit. De raad wordt opgedragen om binnen 26 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de appellant in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij bestemmingsplannen die invloed hebben op de leefomgeving van omwonenden.

Uitspraak

201308165/1/R4.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Swichum, gemeente Leeuwarden,
appellant,
en
de raad van de gemeente Boarnsterhim, thans gemeente Leeuwarden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. I.F.M. Kwint, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter en G.H. Breukelaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]) gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een plan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan betreft een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2008". Op grond van dit bestemmingsplan had het plangebied de bestemming "Woonboerderij" en was de vestiging van een dierenpension niet toegestaan. Het plan voorziet op verzoek van [partij] in het vestigen van een dierenpension voor honden en katten op het perceel [locatie 1] te Wergea.
3. [appellant] vreest, onder verwijzing naar de door Het Groene Schild gemaakte quickscan "Bestemmingsplan [locatie 1] te Wergea" van 18 september 2013 (hierna: de quickscan), als gevolg van het in het plan voorziene dierenpension geluidoverlast van honden ter hoogte van zijn perceel [locatie 2] te Swichum. Volgens hem zal de geluidbelasting op zijn woning vanwege de maximale mogelijkheden die het plan biedt voor het houden van 250 honden ter plaatse ongeveer 52 dB(A) bedragen. [appellant] stelt dat deze geluidbelasting aanzienlijk hoger ligt dan wat aanvaardbaar is in het buitengebied. Gelet hierop heeft de raad volgens hem niet kunnen volstaan met een verwijzing naar de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure), maar had onderzoek naar de akoestische situatie ter plaatse moeten plaatsvinden. Dit acht [appellant] te meer van belang, omdat de raad geen rekening heeft gehouden met de speelweide die op kortere afstand van zijn woning kan worden gerealiseerd.
[appellant] betoogt voorts dat het vestigen van een bedrijf dat valt onder milieucategorie 3.2 van de VNG-brochure in strijd is met het gemeentelijk beleid en afwijking hiervan onvoldoende is gemotiveerd.
3.1. De raad stelt dat in het plan wordt voldaan aan de in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 100 m en dat hij daarom geen aanleiding heeft gezien om onderzoek te doen naar de geluidbelasting op woningen van derden in de omgeving. Volgens de raad is uitgegaan van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied en volgt uit de VNG-brochure dat dierenpensions een geringe verkeersaantrekkende werking hebben.
De raad stelt voorts dat een omgevingsvergunning is vereist voor het exploiteren van een dierenpension en in dat kader maatwerkvoorschriften kunnen worden opgenomen om een goed woon- en leefklimaat voor derden te waarborgen. De gronden waar [appellant] naar verwijst voor het gebruik als speelweide vallen niet binnen het plangebied en op basis van het daarvoor geldende bestemmingsplan kunnen geen speelweides ten behoeve van het dierenpension worden gerealiseerd, aldus de raad.
3.2. Het perceel [locatie 1] heeft de bestemming "Wonen - Woonboerderij" met onder meer de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - dierenpension".
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 24, wordt onder dierenpension verstaan: een inrichting waarin honden en katten tegen betaling tijdelijk kunnen worden ondergebracht.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - Woonboerderij" aangewezen gronden bestemd voor
(…)
b. een dierenpension, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - dierenpension".
(…)
uitsluitend de bestaande bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van het dierenpension.
3.3. De raad heeft met betrekking tot de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het dierenpension ter plaatse aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure worden richtafstanden gegeven ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van milieufactoren, waaronder geluid, uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De VNG-brochure kan worden gebruikt bij de beoordeling van nieuwe situaties. Als uitgangspunt geldt dat de aangegeven indicatieve afstanden gemotiveerd kunnen worden toegepast.
De VNG-brochure gaat voor dierenasiels en -pensions uit van een bedrijf in milieucategorie 3.2 met een richtafstand van 100 m vanwege het aspect geluid, waarbij is weergegeven dat bij deze bedrijven de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) plaatsvinden. Vaststaat dat wordt voldaan aan voornoemde richtafstand.
3.4. In de plantoelichting staat dat het dierenpension voorziet in het tijdelijk onderbrengen van maximaal 150 honden en 100 katten. In de planregels is echter niets opgenomen ten aanzien van het maximale aantal dieren dat ter plaatse kan worden ondergebracht. Voorts is in de planregels niets opgenomen ten aanzien van de bedrijfsvoering, daaronder mede begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van speelweides voor honden, van het voorziene dierenpension. Daarbij heeft [partij] in dit kader ter zitting toegelicht dat de ondergebrachte honden minimaal 2,5 uur per dag buiten dienen te verblijven.
Gelet hierop heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt op welke uitgangspunten hij zich heeft gebaseerd bij het beoordelen van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een dierenpension ter plaatse en hoe de raad daarbij de belangen van [appellant] heeft betrokken. Dit klemt te meer, nu in de door [appellant] overgelegde quickscan op basis van de maximale planologische mogelijkheden wordt uitgekomen op een geluidbelasting van ongeveer 52 dB(A) ter plaatse van de woning van [appellant]. In de quickscan zijn daarbij de specifieke kenmerken van de desbetreffende locatie in zeer open buitengebied en op ruime afstand gelegen van drukke wegen van belang geacht.
3.5. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Afdeling niet uitgesloten dat ter plaatse van de woning van [appellant] geluidoverlast als gevolg van het in het plan mogelijk gemaakte dierenpension op het perceel [locatie 1] kan optreden. Evenwel blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet dat de raad in het kader van de vaststelling van het plan een onderzoek heeft laten uitvoeren naar de gevolgen van de toegestane bedrijvigheid voor de akoestische situatie ter plaatse van de woning van [appellant].
Onder deze omstandigheden heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar de VNG-brochure en had hij aanleiding moeten zien te onderzoeken of als gevolg van het plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] kan worden gewaarborgd. Het betoog slaagt.
3.6. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat het toestaan van een bedrijf in milieucategorie 3.2 van de VNG-brochure in strijd is met het gemeentelijk beleid overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting staat dat een bedrijf in milieucategorie 3.2 van de VNG-brochure, waaronder het in het plan voorziene dierenpension, in beginsel niet binnen het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de uitgangspunten die aan het bestemmingsplan "Buitengebied 2008" ten grondslag liggen, past. De gemeente biedt ruimte voor het gebruik voor aan-huis-verbonden beroepen en de vestiging van onder meer andere niet-agrarische bedrijvigheid (ten hoogste milieucategorie 3.1 van de VNG-brochure) bij woonboerderijen. Uitgangspunt hierbij is dat de bedoelde beroepen en bedrijvigheid ondergeschikt zijn aan het wonen. Dit moet onder andere blijken uit de inrichting van de gronden en het aanzicht op de bebouwing, aldus de plantoelichting.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in strijd met zijn eigen beleidslijn gehandeld door een bedrijf in milieucategorie 3.2 van de VNG-brochure in het plan toe te staan. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat afwijking van deze beleidslijn in dit geval gerechtvaardigd is. De stelling van de raad dat alleen de functie van de bestaande bebouwing verandert en dat een bedrijf dat dieren opvangt past binnen het landelijk gebied, is hiertoe onvoldoende. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het voorziene dierenpension ter plaatse ondergeschikt is aan de functie wonen. Het betoog slaagt.
4. De Afdeling ziet, gelet op het vorenoverwogene, aanleiding voor het oordeel dat het plan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en voorts niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te besluiten op het verzoek van [partij] om het bestemmingsplan "Buitengebied 2008" te herzien en zal daartoe een termijn stellen.
5. De raad dient op na te melden wijze te worden veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Boarnsterhim, thans gemeente Leeuwarden van 25 juni 2013;
III. draagt de raad van de gemeente Leeuwarden op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Leeuwarden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.354,46 (zegge: dertienhonderdenvierenvijftig euro en zesenveertig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Leeuwarden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
375-690.