201308949/3/R2.
Datum uitspraak: 30 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te Wehl, gemeente Doetinchem,
en
de raad van de gemeente Doetinchem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 april 2014, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door E.H.J. Ketels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] bijgestaan door mr. K.A. Luehof, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoekers] hebben bezwaar tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" betreffende de gronden aan de [locatie A] te Wehl en de daarop weergegeven bouwvlakaanduiding. Zij betogen dat geen agrarische bestemming met een bouwvlakaanduiding dient te worden toegekend, nu het ter plaatse bestaande bedrijf niet zal doorgroeien naar een reëel agrarisch bedrijf. Voorts betogen zij dat de vorm van de toegekende bouwvlakaanduiding niet door de raad is beoogd. [verzoekers] verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen teneinde onomkeerbare gevolgen als gevolg van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
3. Blijkens de verbeelding is aan de gronden betreffende de [locatie] de bestemming "Agrarisch" toegekend. Op dit plandeel is een bouwvlak weergegeven, dat onder meer de gronden ten noorden van de bestaande woning omvat.
4. Het plan voorziet in de realisatie van bebouwing op de gronden betreffende de [locatie A]. [partij] heeft op 17 maart 2014 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een loods op de gronden ten noorden van de bestaande woning. Gelet op de mogelijkheden die het bestreden besluit daarvoor biedt, hebben de [verzoekers] een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Wat betreft de toegekende bestemming "Agrarisch" aan de gronden ten noorden van de bestaande woning is van belang dat uit het advies "Heroverweging landbouwkundig advies inzake de biologische varkenshouderij aan de [locatie A] te Wehl t.n.v. mevrouw [partij]", dat in opdracht van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem op 21 mei 2013 is uitgebracht door de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen (hierna: het SAAB-advies) volgt dat de varkenshouderij aan de [locatie] van bedrijfsmatige aard is. Dat de bedrijfsomvang zodanig is dat de varkenshouderij voor de eigenaar een nevenbron van inkomsten vormt en niet als zogenoemd volwaardig bedrijf kan worden aangemerkt, maakt dit naar het oordeel van de voorzitter niet anders. De raad heeft de varkenshouderij voorts als zodanig willen bestemmen. Gelet op het vorenstaande geeft hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd naar het oordeel van de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Agrarisch" heeft kunnen toekennen aan de gronden ten noorden van de bestaande woning aan de [locatie].
6. Wat betreft het bouwvlak dat is weergeven op het plandeel met de bestemming "Agrarisch" betreffende de gronden aan de [locatie A] stelt de raad zich op het standpunt dat de situering daarvan ten noorden van de bestaande woning ongewenst is nu dit niet leidt tot een concentratie van bebouwing en niet aansluit bij het SAAB-advies. Ook gelet op de wens van [verzoekers] om een woning te realiseren op de gronden betreffende de [locatie B], waarin het plan door middel van een wijzigingsbevoegdheid voorziet, dient de situering van het bouwvlak voor zover het de gronden ten noorden van de bestaande woning betreft volgens de raad nader te worden bezien. De raad stelt zich in zoverre op een ander standpunt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Gelet hierop sluit de voorzitter niet uit dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het bestreden besluit voor zover het betreft het gedeelte van het bouwvlak dat is weergeven op het plandeel met de bestemming "Agrarisch" betreffende de gronden aan de [locatie A] te Wehl ten noorden van de bestaande woning, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. In hetgeen is aangevoerd ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestreden besluit voor zover het betreft het bouwvlak dat is weergeven op het plandeel met de bestemming "Agrarisch" betreffende de gronden aan de [locatie] voor het overige, niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
7. Gelet op het voorgaande en gelet op de betrokken belangen ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8. De raad dient ten aanzien van de [verzoekers] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Doetinchem van 18 juli 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" voor zover het betreft het gedeelte van het bouwvlak dat is weergeven op het plandeel met de bestemming "Agrarisch" betreffende de gronden aan de [locatie A] te Wehl ten noorden van de bestaande woning;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Doetinchem tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Doetinchem aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2014
343-743.