201305008/1/R3.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Oisterwijk,
2. De coöperatie Coöperatieve Vereniging "Residentie Sparrenburg" U.A. en de vereniging Vereniging van Eigenaren Villapark Hermitage, beide gevestigd te Oisterwijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen "De Witte Molen" B.V., gevestigd te Reek, gemeente Landerd,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oisterwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Verblijfsrecreatieterreinen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage en De Witte Molen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. S.L.M. van Haaren, Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage, vertegenwoordigd door A. van Herwijnen en ir. T. van Dorp, en de raad, vertegenwoordigd door ing. F. Bergevoet, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ing. R. Louwes, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. Het beroep van [appellant sub 1] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "recreatiewoning" voor het perceel [locatie]. Hij voert aan dat de raad ten onrechte zijn woning op deze gronden heeft bestemd als bedrijfswoning bij het hiernaast gelegen recreatieterrein Villapark Hermitage. Hij stelt dat hij in het verleden het beheer heeft gevoerd over het Villapark Hermitage aan de Posthoornseweg. De recreatiewoningen op het terrein worden nu alle gebruikt voor permanente bewoning en de bewoners laten hem geen beheer- en onderhoudstaken meer verrichten. Daarbij komt volgens hem dat het gemeentebestuur gedoogverklaringen heeft verstrekt voor het permanent bewonen van recreatiewoningen op het terrein. Omdat de bewoners van het terrein nu zelf voorzien in het beheer en onderhoud ligt het voor de hand om aan de woning op het perceel [locatie] een woonbestemming toe te kennen, aldus [appellant sub 1].
2.1. De raad stelt dat verscheidene recreatiewoningen op het terrein nu weliswaar permanent worden bewoond op basis van een gedoogverklaring, maar dat het gemeentelijke beleid erop gericht is om de recreatieve functie van het gebied te behouden en te versterken. Met het oog hierop blijft het gebruik van de woning van [appellant sub 1] als bedrijfswoning mogelijk en zelfs noodzakelijk, aldus de raad.
2.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. verblijfsrecreatie;
[…];
c. ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning": voor verblijfsrecreatie in een recreatiewoning;
d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": tevens voor een bedrijfswoning;
[…].
Ingevolge lid 4.4, onder 4.4.2, sub b, bedraagt het maximale aantal recreatiewoningen ten hoogste het met de aanduiding "maximum aantal recreatiewoningen" aangegeven aantal.
2.3. De woning op het perceel [locatie] maakt deel uit van het Villapark Hermitage. De raad heeft aan de gronden op dit terrein de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend. Aan het perceel waarop de woning van [appellant sub 1] staat zijn tevens de aanduidingen "bedrijfswoning" en "recreatiewoning" toegekend. Blijkens de verbeelding bedraagt het maximum aantal recreatiewoningen binnen het bouwvlak waarin de woning van [appellant sub 1] staat 26.
Vast staat dat [appellant sub 1] in het verleden heeft gefungeerd als beheerder van het recreatieterrein. [appellant sub 1] heeft gesteld dat hij al ongeveer vijftien jaar geen beheerderstaken meer verricht en dat het onderhoud van het terrein nu in handen is van de bewoners van de recreatiewoningen op dit terrein. Eerst ter zitting is van de zijde van de raad gesteld dat [appellant sub 1] nog wel enige beheerderstaken verricht, doch uit de stukken is niet gebleken dat de raad daar bij de vaststelling van het plan vanuit is gegaan. Daarnaast heeft de raad niet aannemelijk gemaakt dat binnen de planperiode het beheer en onderhoud van het terrein opnieuw in handen zal worden gegeven van een professionele beheerder en het om die reden noodzakelijk is om de woning van [appellant sub 1] aan te houden als bedrijfswoning.
Voorts is niet gebleken dat de raad heeft bezien of het, in aanmerking genomen dat een beheerderswoning permanent wordt bewoond, mogelijk is om aan dit perceel een woonbestemming toe te kennen en het gebruik als burgerwoning toe te staan of een andere regeling in het plan te treffen.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad het besluit wat dit perceel betreft onzorgvuldig voorbereid.
2.4. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "recreatiewoning" voor het perceel [locatie], is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde planonderdeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Het beroep van Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage
3. Het beroep van Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage heeft betrekking op de plandelen met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" op de gronden van Residentie Sparrenburg aan de Oirschotsebaan 13 en Villapark Hermitage aan de Posthoornseweg 5. Zij stellen dat het plan ten onrechte geen permanente bewoning toestaat op deze terreinen. Het college heeft volgens hen bewust verkeerde informatie verstrekt aan de raad over de recreatieparken. Zo staat in de beschrijving van Residentie Sparrenburg in de Kadernota Oisterwijk Verblijfsrecreatieterreinen (hierna: de Kadernota) dat volgens het toen geldende bestemmingsplan 46 stacaravans zijn toegestaan, terwijl hier feitelijk al sinds 1992 en in overeenstemming met het Bouwbesluit 35 stenen bungalows staan. Verder betogen zij dat de raad bij het besluit om geen permanente bewoning toe te staan ten onrechte voorbij is gegaan aan een initiatiefvoorstel van de VVD-fractie, een quick-scan van het onderzoeksbureau Oranjewoud en de brief van dit onderzoeksbureau van 2 maart 2011. Uit deze documenten volgt dat permanent wonen op deze parken een goede mogelijkheid vormt. Voorts betwisten Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage dat permanente bewoning volgens het provinciale beleid niet mogelijk is, nu het provinciale bestuur elders in Noord-Brabant wel permanente bewoning van recreatiewoningen heeft toegestaan. Verder betogen Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage dat aan twee percelen nabij het terrein van Residentie Sparrenburg wel een woonbestemming is toegekend, zodat het plan is vastgesteld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
3.1. De raad neemt in overeenstemming met de uitgangspunten van de Kadernota het standpunt in dat permanente bewoning op recreatieterreinen onwenselijk is. Verder zijn volgens hem, anders dan Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage stellen, het initiatiefvoorstel van de VVD, de quick-scan en de daarop volgende brief van het onderzoeksbureau Oranjewoud meegenomen bij de behandeling van het verzoek om permanente bewoning toe te staan, maar hebben deze niet geleid tot een ander besluit. Voorts merkt de raad op dat weliswaar in de Kadernota staat dat het terrein van Residentie Sparrenburg bestemd is voor 46 stacaravans, maar dat in de plantoelichting is opgenomen dat in de feitelijk bestaande situatie recreatiewoningen op dit terrein staan.
3.2. Niet in geschil is dat verscheidene woningen op de terreinen van Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage permanent worden bewoond, terwijl op grond van vorige bestemmingsplannen alleen het gebruik als recreatiewoning was toegestaan en permanente bewoning hiervan niet was toegestaan, ook niet op grond van het in die plannen opgenomen overgangsrecht.
Bij de keuze om permanente bewoning van recreatiewoningen niet toe te staan in het plan heeft de raad aangesloten bij de uitgangspunten van de Kadernota. De Kadernota vermeldt dat om verschillende redenen permanente bewoning op de verblijfsterreinen in Oisterwijk niet kan worden toegestaan. Zo maken deze terreinen geen deel uit van een regulier woongebied nabij het bestaand stedelijk gebied. Bovendien zijn de verblijfsterreinen volgens de Kadernota gelegen in waardevolle en kwetsbare gebieden.
Tegenover de Kadernota stellen Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage de quick-scan "Haalbaarheidsonderzoek Dubbelbestemming Villapark Hermitage en Residentie Sparrenburg" van 22 november 2010 van het onderzoeksbureau Oranjewoud. De quick-scan vermeldt onder andere dat de terreinen Villapark Hermitage en Residentie Sparrenburg al jarenlang worden gebruikt voor permanente bewoning en dat de woningen op deze terreinen hiermee ook niet meer kunnen worden benut voor recreatieve doeleinden. Verder staat in de quick-scan dat deze woningen in bouwkundig opzicht hoogst waarschijnlijk voldoen aan het Bouwbesluit 2003 en dat het toestaan van permanente bewoning voor het overige niet hoeft te leiden tot ingrijpende veranderingen in de infrastructuur. Het toestaan van permanente bewoning zal volgens de quick-scan daarom niet hoeven te leiden tot ingrijpende wijzigingen op deze terreinen. Voorts wordt in de quick-scan opgemerkt dat deze terreinen zijn gelegen buiten de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) en buiten de Natura 2000-gebieden.
Uit de nota van zienswijzen en het verweerschrift volgt dat de raad kennis heeft genomen van de quick-scan en de brief van het onderzoeksbureau Oranjewoud van 2 maart 2011. Daarnaast heeft de raad kennis genomen van de raadsinformatiebrief "Reactie college op voorstel tot aanvulling Kadernota Verblijfsrecreatieterreinen betreffende toekenning dubbelbestemming" van 1 februari 2011. Deze vormt een reactie op de overgelegde quick-scan en een initiatiefvoorstel van de VVD-fractie binnen de raad om de Kadernota aan te vullen om te komen tot beleid dat ruimte biedt voor permanente bewoning op recreatieterreinen. De brief vermeldt dat permanente bewoning op de verblijfsrecreatieterreinen illegaal plaatsvindt. Deze woningen kunnen daarom volgens de raadsinformatiebrief in beginsel nog steeds worden gebruikt voor verblijfsrecreatie. Daarnaast wordt het standpunt uit de quick-scan betwist dat het toestaan van permanente bewoning op voornoemde terreinen niet hoeft te leiden tot precedentwerking voor andere verblijfsterreinen in de gemeente. Daarbij is van belang dat het beleid van het gemeentebestuur juist erop gericht is om de verblijfsrecreatieve voorzieningen te handhaven en te verbeteren. De Afdeling acht dit uitgangspunt niet onredelijk. Verder liggen de desbetreffende verblijfsterreinen binnen Oisterwijk weliswaar niet binnen de EHS, maar maken deze volgens de raad deel uit van een kwetsbaar gebied, nu de verblijfsterreinen zijn omringd door de EHS.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad, met het oog op het behoud van verblijfsrecreatieterreinen binnen de gemeente en de ligging van de terreinen Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage ten opzichte van de EHS, het besluit om op deze terreinen geen permanente bewoning toe te staan afdoende gemotiveerd. Voor de omstandigheid dat op recreatieterreinen elders in Noord-Brabant permanente bewoning zou worden toegestaan, geldt dat het de raad vrij stond om voor de terreinen in Oisterwijk een eigen afweging te maken.
Het betoog faalt.
3.3. Over de beroepsgrond van Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage dat in de Kadernota ten onrechte wordt vermeld dat op grond van het toen geldende bestemmingsplan 46 stacaravans zijn toegestaan, overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting staat dat op de Residentie Sparrenburg feitelijk 35 recreatiewoningen staan. Bovendien maken de Kadernota en de plantoelichting geen deel uit van het bestreden besluit, zodat hieraan geen bindende betekenis toekomt.
Het betoog faalt.
3.4. Over de door Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage gemaakte vergelijking met de percelen aan de Oirschotsebaan waaraan wel een woonbestemming is toegekend, overweegt de Afdeling dat deze situatie verschilt van de recreatieterreinen als opgenomen in het plan, omdat deze woonbestemmingen geruime tijd geleden werden toegekend, nog voordat de raad zijn herziene beleid voor recreatieterreinen als opgenomen in de Kadernota had vastgesteld. In hetgeen Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
Het betoog faalt.
3.5. Gelet op het vorenstaande is het beroep van Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage ongegrond.
Het beroep van De Witte Molen
4. Het beroep van De Witte Molen heeft betrekking op de Groenstrook Hermitage met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie", kadastraal bekend gemeente Oisterwijk, sectie G, nr. 2200. De Witte Molen voert aan dat op dit perceel ten onrechte alleen maar kleinere recreatieverblijven zijn toegestaan zonder de mogelijkheid om groepsverblijven te realiseren met een groter bouwvolume. Zij stelt hierbij dat overeenkomsten zullen worden gesloten met een professionele beheerder over de exploitatie hiervan. Daarnaast kan volgens haar worden voldaan aan de door de raad gestelde eisen ten aanzien van kwaliteitsverbetering op deze gronden.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de door De Witte Molen beoogde herontwikkeling van deze strook grond en het hierbij ingediende herontwikkelingsplan niet voldoen aan alle in 2010 door het college geformuleerde uitgangspunten. Hoewel het ontwikkelingsplan volgens de raad goede uitgangspunten biedt voor een verdere ontwikkeling van deze gronden is hierover nog verder overleg noodzakelijk. Daarnaast stelt de raad dat nog onvoldoende is aangetoond hoe de bedrijfsmatige exploitatie van het perceel zal verlopen. Verder merkt de raad op dat in de planregels wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen die voorzien in een vergroting van de maximale oppervlakte van bouwwerken op dit perceel.
4.2. Uit de nota van zienswijzen volgt dat de raad in beginsel positief staat tegenover de beoogde herontwikkeling van deze strook grond. Het gemeentebestuur heeft voor deze beoogde ontwikkeling een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze uitgangspunten zien onder andere op het aantal recreatieverblijven en de omvang ervan. De raad heeft onweersproken gesteld dat het door De Witte Molen ingediende herontwikkelingsplan niet voldoet aan alle door het college geformuleerde uitgangspunten. De raad acht gelet hierop verder overleg noodzakelijk, onder andere over de omvang van de recreatieverblijven. Verder heeft De Witte Molen niet uiteengezet hoe de bedrijfsmatige exploitatie van het terrein, die volgens de raad noodzakelijk is om permanente bewoning tegen te gaan, vorm zal worden gegeven.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid ervan kunnen afzien om op de strook grond bij recht recreatieverblijven met een grotere omvang mogelijk te maken.
Overigens bevat artikel 4, lid 4.7, onder 4.7.1, van de planregels wijzigingsbevoegdheden op grond waarvan de beoogde ontwikkeling van recreatieverblijven met een groter bouwvolume in de toekomst alsnog door middel van een wijzigingsplan mogelijk kan worden gemaakt.
Het betoog faalt.
4.3. Gelet op het vorenstaande is het beroep van De Witte Molen ongegrond.
Proceskosten
5. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van Residentie Sparrenburg en Villapark Hermitage en De Witte Molen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oisterwijk van 28 maart 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Verblijfsrecreatieterreinen", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en de aanduidingen "bedrijfswoning" en "recreatiewoning" voor het perceel [locatie];
III. draagt de raad van de gemeente Oisterwijk op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. verklaart het beroep van de coöperatie Coöperatieve Vereniging "Residentie Sparrenburg" U.A. en de vereniging Vereniging van Eigenaren Villapark Hermitage en het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen " De Witte Molen" B.V. ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Oisterwijk tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Oisterwijk aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
288-656.