ECLI:NL:RVS:2014:1692

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
201308093/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Biezen' en beroep van appellante tegen de vaststelling

Op 6 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Velsen het bestemmingsplan 'Biezen' vastgesteld. Tegen dit besluit heeft appellante, een tuincentrum gevestigd in Velsen, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en beide partijen hebben aanvullende stukken ingediend. De zaak is op 18 maart 2014 ter zitting behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Huisman en de raad door mr. P.S. Blom en H. Kloosterman.

De raad stelde dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift buiten de termijn was ingediend. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het beroepschrift tijdig was ingediend, aangezien de beroepstermijn begon op 20 juli 2013 en eindigde op 30 augustus 2013. Het beroepschrift was op 30 augustus 2013 ontvangen, waardoor het standpunt van de raad niet kon worden gevolgd.

De Afdeling heeft vervolgens de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beoordeeld. Appellante betoogde dat het plan ten onrechte de bestemming 'Agrarisch - 1' voor een deel van haar perceel handhaafde, terwijl dit gedeelte ook voor detailhandel wordt gebruikt. De raad had het plan gewijzigd vastgesteld, maar appellante stelde dat de bestemming niet correct was aangepast naar 'Detailhandel'. De Afdeling oordeelde dat de raad voldoende mogelijkheden biedt voor uitbreiding van het tuincentrum en dat de wijzigingsbevoegdheid een integrale belangenafweging vereist.

De Afdeling concludeerde dat het standpunt van de raad niet onredelijk was en dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij een concreet plan had ingediend voor uitbreiding. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat, op 7 mei 2014.

Uitspraak

201308093/1/R1.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], gemeente Velsen,
en
de raad van de gemeente Velsen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Biezen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en de raad hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Huisman, advocaat te Bussum, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.S. Blom en H. Kloosterman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is nu het beroepschrift buiten de termijn is ingediend.
1.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolgde artikel 6:8, vierde lid, vangt de beroepstermijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onder a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is, voor zover hier van belang, een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
1.2. De terinzagelegging van het plan heeft plaatsgevonden op 19 juli 2013. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 20 juli 2013 en geëindigd op 30 augustus 2013. Het beroepschrift van [appellante] is op 30 augustus 2013 ontvangen, zodat het beroepschrift tijdig is ingediend. Het standpunt van de raad kan daarom niet worden gevolgd.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het gebied tussen de kernen van Santpoort-Noord, Driehuis en Velserbroek.
3.1. [appellante] exploiteert op het perceel [locatie] een tuincentrum. Zij betoogt dat het plan voor het oostelijke deel van het perceel ten onrechte opnieuw voorziet in de bestemming "Agrarisch - 1", nu dit gedeelte ook voor detailhandel wordt gebruikt. De raad heeft het plan gewijzigd vastgesteld en een bouwvlak op deze bestemming opgenomen, maar daarbij ten onrechte de bestemming niet gewijzigd naar de bestemming "Detailhandel". Hierdoor dient eerst van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te worden gemaakt voordat het tuincentrum ter plaatse kan worden uitgebreid.
3.2. De raad stelt zich op het standpunt dat de wijzigingsbevoegdheid voldoende mogelijkheden biedt voor uitbreiding van het tuincentrum.
3.3. Blijkens de verbeelding voorziet het plan voor het perceel [locatie] in de bestemmingen "Detailhandel" en "Agrarisch - 1". Beide plandelen zijn voorzien van een bouwvlak. Voor het gehele perceel geldt de aanduiding "WRO-zone - wijzigingsgebied 1".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch - 1" onder meer bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zoals grondgebonden veehouderij, tuinbouw, plantenkwekerijen en grasland.
Ingevolge artikel 28, lid 28.2, onder g, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "WRO-zone - wijzigingsgebied 1" te wijzigen in de bestemming "Detailhandel" teneinde uitbreiding van de bebouwing mogelijk te maken waarbij in acht wordt genomen dat de bebouwing binnen de bouwvlakken gesitueerd dient te worden. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt, ter beoordeling van de toelaatbaarheid, een integrale belangenafweging plaats, waarbij onderstaande zaken aangetoond zijn:
- de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, waterhuishoudkundige, archeologische, ecologische en verkeerstechnische toelaatbaarheid;
- de stedenbouwkundige inpasbaarheid.
3.4. Niet in geschil is dat zich op het gedeelte van het perceel met de bestemming "Agrarisch - 1" waarop een bouwvlak gelegen is, momenteel verkoopartikelen bevinden, met name planten, potten en tuingereedschap, en dat het volledig open staat voor het publiek. Klanten wijzen goederen aan, die door medewerkers uit de grond worden gehaald en naar de kassa worden gebracht op het westelijke gedeelte.
3.5. De Afdeling acht het standpunt van de raad niet onredelijk dat alvorens tot een planologische uitbreiding van het tuincentrum wordt overgegaan, op grond van een concreet voornemen, na daartoe opgestelde onderzoeken, een integrale belangenafweging plaatsvindt, zoals verwoord in de wijzigingsbevoegdheid. Het toekennen van de bestemming "Detailhandel", waarmee het mogelijk wordt dat [appellante] op het oostelijke gedeelte slechts een kassa bijplaatst, welke wens ook ter zitting door haar is geuit, zou juist afbreuk doen aan dat uitgangspunt. De raad heeft daarbij van belang kunnen achten dat het tuincentrum ligt in een groene bufferzone met landschappelijke en ecologische waarden waarvoor in 2007 de Ontwikkelingsvisie De Biezen is opgesteld. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij voor de vaststelling van het plan bij het gemeentebestuur een concreet plan heeft ingediend met betrekking tot het realiseren van een uitbreiding van het tuincentrum.
Het betoog faalt.
3.6. [appellante] heeft in zijn brief van 21 februari 2014 beoogd de omvang van het geschil uit te breiden door na afloop van de haar gegeven termijn voor het aanvullen van de gronden ook nog de omvang van het westelijke bouwvlak aan te vechten. Binnen de beroepstermijn of, als een nadere termijn voor het aanvullen van de gronden is gegeven, uiterlijk binnen die termijn, dient vast te staan waartegen de beroepsgronden zijn gericht. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan niet worden aanvaard dat de omvang van het geschil na afloop van die termijn wordt uitgebreid. Hetgeen alsnog met betrekking tot de omvang van het westelijke bouwvlak naar voren is gebracht, moet daarom in deze procedure buiten beschouwing worden gelaten.
3.7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
3.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
410-770.