ECLI:NL:RVS:2014:1694

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
201400711/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat

Op 2 mei 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Rucphen, en de raad van de gemeente Rucphen. Dit verzoek volgde op een besluit van de raad van 11 december 2013, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" werd vastgesteld. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor onomkeerbare gevolgen voor zijn melkvee- en varkenshouderij door de aanleg van een verbindingsweg die zijn percelen zou doorkruisen.

Tijdens de zitting op 14 april 2014, waar de verzoeker en zijn advocaat, mr. F.H. Damen, aanwezig waren, heeft de raad verklaard dat er geen aanlegactiviteiten zullen plaatsvinden voordat er een uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. De voorzitter heeft overwogen dat, hoewel de verzoeker een spoedeisend belang aanvoert, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de raad heeft aangegeven dat er geen onteigening zal plaatsvinden voordat de hoofdzaak is behandeld.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.

Uitspraak

201400711/2/R3.
Datum uitspraak: 2 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Rucphen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Rucphen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2014, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door A.J.J.P. Schrauwen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de aanleg van een verbindingsweg tussen de Kozijnenhoek en de Bernhardstraat, inclusief de aansluitingen op de bestaande infrastructuur alsmede de bijbehorende groenstroken en waterpartijen.
3. [verzoeker] is eigenaar van een aantal percelen waarop de verbindingsweg is voorzien. Hij vreest onomkeerbare gevolgen indien een begin wordt gemaakt met de werkzaamheden ten behoeve van de weg. De gevolgen voor de bedrijfsvoering van zijn melkvee- en varkenshouderij zijn volgens hem groot, onder meer doordat zijn huiskavel zal worden doorsneden.
4. Vast staat dat de verbindingsweg niet kan worden aangelegd zolang de gronden van [verzoeker] niet zijn verworven. Ter zitting heeft de raad verklaard dat, zo onteigening al nodig mocht blijken te zijn, niet zal worden overgegaan tot dagvaarding ter onteigening vóórdat door de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Voorts heeft de raad ter zitting verklaard dat voorafgaand aan die uitspraak geen aanlegactiviteiten zullen worden ontplooid.
5. De voorzitter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2014
45.