201211760/3/R2.
Datum uitspraak: 15 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente West Maas en Waal,
en
de raad van de gemeente West Maas en Waal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Alphen, Melkstraat 2b" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A. Bil, en de raad, vertegenwoordigd door M.G.M. Megens en M.M. Baars, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 10 juli 2013, in zaak nr. 201211760/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 13 september 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 12 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Alphen, Melkstraat 2b" integraal opnieuw vastgesteld met dien verstande dat aan artikel 3, van de planregels, lid 3.3, onderdeel 3.3.1, is toegevoegd en de verbeelding is gewijzigd.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het besluit van 12 september 2013 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt.
[belanghebbende] heeft een aanvullend stuk ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Wet aanpassing bestuursprocesrecht
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (hierna: de Wab) in werking getreden. Nu het plan op 12 september 2013 opnieuw is vastgesteld en is bekendgemaakt na 1 januari 2013, is op dit besluit, het recht, zoals dat geldt sinds 1 januari 2013 van toepassing.
Het besluit van 13 september 2012
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 19 overwogen dat het besluit van 13 september 2012 niet is voorbereid met de vereiste zorgvuldigheid en onvoldoende is gemotiveerd. Niet inzichtelijk is of ter plaatse van de voorziene woning in verband met het akkerbouwbedrijf aan de [locatie] wat betreft het aspect geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
3. Gelet hierop is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 13 september 2012 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb in zijn geheel te worden vernietigd.
4. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 19 van die uitspraak, het daarin omschreven gebrek in het besluit van 13 september 2012 te herstellen door alsnog toereikend te motiveren of ter plaatse van de voorziene woning in verband met het akkerbouwbedrijf aan de [locatie] wat betreft het aspect geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.
Het besluit van 12 september 2013
5. Bij besluit van 12 september 2013 heeft de raad, naar aanleiding van de tussenuitspraak, het bestemmingsplan "Alphen, Melkstraat 2b" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
6. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van [appellant] van rechtswege mede betrekking op dit besluit.
7. [appellant] betoogt in zijn zienswijze van 25 oktober 2013 dat het plan nog immer geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat verzekert ter plaatse van de voorziene woning. Allereerst voert [appellant] aan dat het doel van het akoestisch onderzoek, dat is verricht door Windmill en waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek agrarisch bedrijf [locatie] te Alphen" van 26 augustus 2013 (hierna: het akoestisch onderzoek), niet aansluit bij de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Voorts is naar stelling van [appellant] in het akoestisch onderzoek ten onrechte niet uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden die gelden voor het agrarische bedrijfsperceel aan de [locatie]. [appellant] betoogt verder dat de planregels permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijgebouwen niet als strijdig gebruik aanmerkt. Met deze omstandigheid is volgens hem in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening gehouden. Tot slot betoogt [appellant] dat de voorwaardelijke verplichting als vervat in artikel 3, lid 3.3.1, van de planregels, had moeten worden gekoppeld aan de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, omdat de strekking van deze bepaling is om met betrekking tot het aspect geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning te garanderen.
8. De raad stelt zich op het standpunt dat ter plaatse van de voorziene woning wat betreft het aspect geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.
9. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb, vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
10. Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de Wab (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever ten aanzien van artikel 8:69a van de Awb heeft willen aansluiten bij artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw). Ook met artikel 8:69a van de Awb heeft de wetgever de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.
11. De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant] aldus dat hij betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening nu dit zal leiden tot geluidhinder ter plaatse van de voorziene woning. [appellant] woont in de omgeving van het plangebied. Uit de stukken is niet gebleken dat hij rechten heeft met betrekking tot de gronden ter plaatse van de voorziene woning in het plangebied.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 januari 2012 in zaak nr. 201101432/1/R1, overweging 2.15.2; www.raadvanstate.nl) ten aanzien van het gelijkluidende artikel 1.9 van de Chw, strekken de normen met betrekking tot geluidhinder en de vraag of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woning niet tot bescherming van de belangen van [appellant].
Gelet hierop kan het beroep van [appellant] op grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat de Afdeling afziet van verdere bespreking hiervan.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 12 september 2013 ongegrond.
Proceskosten
13. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 13 september 2012 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente West Maas en Waal van 13 september 2012;
III. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 12 september 2013 ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente West Maas en Waal tot vergoeding van de bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.180,00 (zegge: elfhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente West Maas en Waal aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Simons w.g. Fenwick
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2014
608.