ECLI:NL:RVS:2014:1735

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
201307708/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Wetering' en de bestemming 'Recreatie-Dagrecreatie'

Op 14 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen Verti B.V. en de raad van de gemeente Bergambacht. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Wetering', dat op 25 juni 2013 door de raad is vastgesteld. Verti B.V. heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij het niet eens is met de aan haar perceel toegekende bestemming 'Recreatie-Dagrecreatie'. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 7 april 2014, waarbij zowel Verti als de raad vertegenwoordigd waren.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bestemming 'Recreatie-Dagrecreatie' aan het perceel van Verti is toegekend, terwijl dit perceel zich op een bedrijventerrein bevindt. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 20 weken de gebreken in het besluit te herstellen en de motivering te verduidelijken, met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder artikel 8, derde lid, van de Verordening Ruimte.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke ordening en de noodzaak voor de raad om de belangen van bedrijven en de geldende bestemmingsplannen zorgvuldig af te wegen. De Afdeling heeft ook aangegeven dat de raad de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze moet bekendmaken. De einduitspraak zal later worden gedaan, waarin ook de proceskosten en vergoeding van griffierecht aan de orde komen.

Uitspraak

201307708/1/R4.
Datum uitspraak: 14 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Verti B.V. (hierna: Verti), gevestigd te Bergambacht,
appellante,
en
de raad van de gemeente Bergambacht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Wetering" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Verti beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2014, waar Verti, vertegenwoordigd door mr. A.S.D. Lijkwan, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door M.A. Bruinen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan is opgesteld om te voorzien in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bedrijven op het bedrijventerrein De Wetering en heeft een overwegend conserverend karakter.
4. Verti is eigenaar van verschillende percelen binnen het plangebied. Verti kan zich niet verenigen met de bestemming "Recreatie-Dagrecreatie", die aan haar perceel, kadastraal bekend als gemeente Bergambacht, sectie B, nr. 3831, is toegekend. Zij betoogt dat de vaststelling van deze bestemming in strijd is met artikel 8, derde lid, van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (hierna: de Verordening Ruimte). De bestemming laat in het geheel geen bedrijven toe, laat staan van de hoogst mogelijke milieucategorie, zodat niet is voldaan aan de in voornoemde bepaling neergelegde eis dat bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk moeten worden gemaakt.
4.1 De raad stelt dat op dit perceel sprake is van een recreatiefunctie. Bestaande, legaal aanwezige functies mogen volgens de raad opnieuw als zodanig worden bestemd in een nieuw bestemmingsplan. Dit heeft het provinciebestuur volgens de raad aan hem bevestigd.
4.2 Aan het betrokken perceel is de bestemming "Recreatie-Dagrecreatie" toegekend.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie-Dagrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het hobbymatig telen van gewassen;
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 1": tevens het hobbymatig houden van dieren;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
4.3 Ingevolge artikel 8, derde lid, van de Verordening Ruimte moeten bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen (zoals aangeduid op kaart 6) bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan of de provinciale structuurvisie. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.
Ingevolge het vierde lid is afwijking van het bepaalde in het derde lid mogelijk indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogste mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het betreffende bedrijventerrein. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.
Ingevolge artikel 21, derde lid, kan in afwijking van het bepaalde in deze verordening in een bestemmingsplan een bouw- of gebruiksrecht uit een geldend bestemmingsplan opnieuw worden bestemd, indien het belang bij strikte handhaving van deze verordening niet in verhouding staat tot het belang bij het behoud van het bouw- of gebruiksrecht.
4.4 Het betrokken perceel is gesitueerd op een bedrijventerrein zoals aangeduid op kaart 6 behorende bij de Verordening Ruimte. Voorop staat dat uit de Verordening Ruimte geen plicht volgt om de hoogste milieucategorie toe te kennen, maar de hoogst mogelijke milieucategorie, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2013, in zaak nr. 201201494/1). In dit geval is echter geen bestemming als bedrijventerrein en geen milieucategorie toegekend, maar de bestemming "Recreatie-Dagrecreatie". De raad heeft in het verweerschrift volstaan met de mededeling dat bestaande, legaal aanwezige, functies opnieuw als zodanig mogen worden bestemd. De Afdeling acht deze motivering voor het toekennen van de recreatiebestemming op dit perceel ontoereikend. Noch uit de plantoelichting noch anderszins komt naar voren dat het niet toekennen van een bestemming als bedrijventerrein op het perceel het gevolg is van afspraken die in regionaal verband zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het desbetreffende perceel. Voorts heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat het belang bij strikte handhaving van de Verordening Ruimte niet in verhouding staat tot het belang bij het behoud van de recreatiebestemming. Gelet hierop is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb ontoereikend gemotiveerd. Het betoog slaagt.
5. Verti kan zich tevens niet verenigen met de gehanteerde milieuzonering ten aanzien van haar gronden met de bestemming "Bedrijventerrein". Volgens Verti is de gehanteerde milieuzonering in strijd met artikel 8, derde lid, van de Verordening Ruimte, nu de gehanteerde milieuzonering geen bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk maakt passend bij de omgeving. Verti betoogt in dit verband dat de raad bij het opnemen van de milieuzonering niet kon volstaan met een verwijzing naar de systematiek van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" editie 2009 (hierna: de VNG-brochure), nu de VNG-brochure bedoeld is voor de toetsing van nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. Verti heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 25 juni 2003, in zaak nr. 200203362/1. Ook voor zover de raad wel aan de VNG-brochure betekenis mocht toekennen, stelt Verti dat niet de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving is toegekend. Bij het bepalen van de hinderafstand waarbinnen bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten op de bestemming "Bedrijventerrein" zijn toegestaan heeft de raad volgens Verti het gebied waarin de woningen ten westen van de Dijklaan gelegen zijn ten onrechte gekwalificeerd als rustige woonwijk. Verti stelt zich op het standpunt dat dit gebied moet worden gekwalificeerd als gemengd gebied. Bij een dergelijk gebied geldt een hinderafstand van 100 m ter bepaling van de zone waarbinnen bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Volgens Verti is derhalve de zone waarbinnen bedrijven van deze categorie zijn toegestaan te klein.
5.1 De raad stelt zich op het standpunt dat het gebied ten westen van de Dijklaan moet worden gekwalificeerd als rustige woonwijk als bedoeld in de VNG-brochure.
5.2 Aan de betrokken percelen van Verti zijn de bestemming "Bedrijventerrein" en de aanduidingen "bedrijf tot en met categorie 2", "bedrijf tot en met categorie 3.1","bedrijf tot en met categorie 3.2" en "bedrijf tot en met categorie 4.1" toegekend. Tevens is aan een deel van de gronden de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-1" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf 1" tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 162 uit 2008, zijnde een timmerfabriek.
5.3 Voor zover Verti heeft betoogd dat de raad ter bepaling van de milieuzonering van de bestaande situatie ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de VNG-brochure, overweegt de Afdeling dat uit de plantoelichting volgt dat de raad voor de bepaling van de milieuzonering de in het plangebied aanwezige bedrijven heeft geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven die in een hogere categorie vallen dan op grond van de VNG-brochure toelaatbaar wordt geacht, zijn blijkens de verbeelding bestemd met een specifieke aanduiding op grond waarvan deze bedrijven volgens het plan zijn toegestaan, waaronder de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf 1". Nu deze specifieke aanduiding derhalve niet is gebaseerd op de VNG-brochure, faalt het betoog van Verti in zoverre.
5.4 Volgens de VNG-brochure is een rustige woonwijk een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een gemengd gebied is volgens de VNG-brochure een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
5.5 Het gebied ten westen van de Dijklaan ter hoogte van het bedrijventerrein De Wetering is een wijk waarin overwegend woonfuncties voorkomen. De raad heeft in het verweerschrift uiteengezet dat de Dijklaan een natuurlijke barrière vormt tussen deze woonwijk en het bedrijventerrein ten oosten van de Dijklaan. Verder wordt vermeld dat de Dijklaan niet kan worden aangemerkt als hoofdinfrastructuur. De Dijklaan vormt een ontsluitingsweg voor de aanliggende bebouwing en de kleine woonwijk Bergstoep. Het aantal motorvoertuigen dat vanaf de rotonde van de Provincialeweg (N210) de Dijklaan oprijdt bedraagt volgens de raad ongeveer 2700 per etmaal. Een deel hiervan rijdt ten noorden van het plangebied de Ambachtsstraat dan wel het Terreplein op richting het bedrijventerrein. Het aantal motorvoertuigen per etmaal op het betrokken gedeelte van de Dijklaan blijft daardoor volgens de raad beperkt tot ongeveer 1310 op het noordelijke en ongeveer 875 op het zuidelijke deel daarvan. Daarbij komt dat het doorgaande verkeer van en naar de pont en de bedrijven aan de Lekdijk gebruik maakt van de parallel gelegen provinciale weg N478 (Veerweg). Nu hetgeen de raad in zoverre naar voren heeft gebracht de Afdeling aannemelijk voorkomt, heeft de raad terecht geconcludeerd dat het gebied ten westen van de Dijklaan is te kwalificeren als rustige woonwijk. Dat betekent dat de milieuzonering in overeenstemming met de VNG-brochure is opgenomen. Verti heeft voor het overige geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de raad van de richtafstanden van de VNG-brochure had moeten afwijken. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de milieuzonering geen bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk maakt passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, zodat er om die reden geen strijd is met artikel 8, derde lid, van de Verordening Ruimte. Het betoog faalt.
6. Verti heeft ten slotte gesteld dat het vastgestelde bebouwingspercentage ten aanzien van haar percelen in strijd is met de eis van een goede ruimtelijke ordening.
6.1 De Afdeling stelt vast dat deze beroepsgrond een herhaling betreft van de in de zienswijze opgenomen grond. In het beroepschrift zijn geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog faalt.
Conclusie
7. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de hiervoor in 4.4 geconstateerde gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 4.4 alsnog te motiveren waarom aan het perceel van Verti, kadastraal bekend als gemeente Bergambacht, sectie B, nr. 3831, de bestemming "Recreatie-Dagrecreatie" is toegekend, dan wel het besluit in zoverre te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling die in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 8, derde lid, van de Verordening Ruimte.
In geval van een gewijzigd of nieuw besluit, dient de raad afdeling 3.4 van de Awb in acht te nemen. De raad dient de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
8. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Bergambacht op om binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van de overwegingen 4.4 en 7 het daar omschreven gebrek te herstellen en
2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014
271-817.