201309094/1/R1.
Datum uitspraak: 14 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Haarlem,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Haarlem,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ramplaankwartier" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2014, waar [appellant sub 1] en anderen, in de persoon van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door A. van der Stelt, K. Glas en J. van der Lee, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het Ramplaankwartier, ten westen van de binnenstad van Haarlem.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
3. De raad betoogt dat het beroep van [appellant sub 1] en anderen niet-ontvankelijk is. De raad voert hiertoe aan dat [appellant sub 1] en anderen in beroep klagen over het ontbreken van een toetsingskader voor aanvragen voor dakopbouwen, maar dat zij hierover geen zienswijzen naar voren hebben gebracht.
3.1. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" voor een aantal percelen aan de Jan de Mijterlaan en de Jan Bontelaan steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 1] en anderen gestelde omstandigheid dat zij pas uit het vaststellingsbesluit hebben afgeleid dat in het plan geen toetsingskader was vastgelegd voor aanvragen voor dakopbouwen. Een dergelijk toetsingskader ontbrak immers eveneens in het ontwerpplan. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen
4. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is mede ondertekend door [4 appellanten sub 2]. Deze personen zijn bewoners van de percelen [locaties]. Ter zitting is vast komen te staan dat zij niet hebben beoogd zelf beroep in te stellen, maar dat zij het beroepschrift hebben ondertekend uit solidariteit met de overige appellanten. Gelet hierop overweegt de Afdeling dat het beroep niet mede is ingesteld door voornoemde personen.
5. Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat de raad ten onrechte niet bereid is geweest een gesprek met hen aan te gaan over de door hen gewenste mogelijkheid om hun woningen uit te breiden met een dakopbouw, overweegt de Afdeling als volgt.
Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing en kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerpplan bij de raad naar voren brengen. Het voeren van overleg met mogelijke belanghebbenden maakt geen deel uit van de bestemmingsplanprocedure. Het betoog faalt.
6. [appellant sub 2] en anderen betogen dat de wijze waarop de raad de door hen naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Awb.
Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Het betoog faalt.
7. [appellant sub 2] en anderen betogen dat in het plan ten onrechte niet is voorzien in de mogelijkheid dakopbouwen op te richten op hun woningen. Zij hebben de raad hiertoe verzocht omdat zij behoefte hebben aan meer woonruimte. Het complex waarvan de woningen van [appellant sub 2] en anderen deel uitmaken geniet geen bijzondere wettelijke bescherming, zodat in zoverre geen bezwaren bestaan tegen het toevoegen van een derde bouwlaag. De raad heeft ten onrechte het verzoek afgewezen met een beroep op de notitie "Erfgoed en ruimte", nu deze notitie nog in voorbereiding is. De raad had volgens [appellant sub 2] en anderen in ieder geval kunnen voorzien in een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van dakopbouwen.
[appellant sub 2] en anderen betogen verder dat het plan leidt tot rechtsongelijkheid, nu dakopbouwen wel zijn toegelaten op de woningen aan de Willem Buyslaan, die deel uitmaken van hetzelfde complex.
7.1. Aan de percelen van [appellant sub 2] en anderen is in het plan de bestemming "Wonen", met de aanduiding "maatvoering: maximum bouwhoogte (m) = 6" toegekend.
Ingevolge artikel 12, lid 12.2.1, onder c, van de planregels geldt voor het oprichten van gebouwen op gronden met de bestemming "Wonen" dat ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" binnen de aangegeven bouwhoogte dient te worden gebouwd.
7.2. [appellant sub 2] en anderen zijn bewoners van woningen aan de Jan de Mijterlaan en de Jan Bontelaan. Deze gebouwen maken deel uit van het zogeheten Brakel en Bumacomplex uit 1958. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de gebouwen van het Brakel en Bumacomplex weliswaar niet zijn aangewezen als monument, maar dat het niettemin vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle gebouwen zijn uit de periode van de wederopbouw. De woningen van [appellant sub 2] en anderen verkeren nagenoeg in oorspronkelijke staat. In de plantoelichting staat dat de 98 woningen van het architectenbureau Brakel en Buma kenmerkend zijn voor de progressieve architectuur van de jaren vijftig vanwege de strakke gevelcompositie, vlakke afdekking en gevarieerde toepassing van woningtypen. De door [appellant sub 2] en anderen gewenste derde bouwlaag doet volgens de raad afbreuk aan de architectonische waarde en de authenticiteit van het Brakel en Bumacomplex. De raad heeft toegelicht dat de notitie "Erfgoed en Ruimte" naar verwachting in het vierde kwartaal van 2014 vastgesteld wordt. In het kader van de voorbereiding van deze notitie wordt onder meer het cultureel erfgoed in Haarlem uit de periode van de wederopbouw geïnventariseerd en gewaardeerd. Het is mogelijk dat op grond van het vast te stellen beleid alsnog bepaalde aanpassingen toegelaten worden aan de woningen van [appellant sub 2] en anderen, maar de raad wenst hierop niet vooruit te lopen, gelet ook op de omstandigheid dat een beslissing die gevolgen kan hebben voor onbeschermd cultureel erfgoed een bredere afweging vergt.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang bij het behoud van de authenticiteit van het Brakel en Bumacomplex dan aan het belang van [appellant sub 2] en anderen bij de mogelijkheid, bij recht of na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, hun woningen uit te breiden met een dakopbouw. Het betoog faalt.
8. Over de door [appellant sub 2] en anderen gemaakte vergelijking met de woningen aan de Willem Buyslaan wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat reeds in het voorheen geldende bestemmingsplan "Ramplaankwartier", vastgesteld door de raad op 6 februari 2002, werd voorzien in een bouwhoogte van 9 m - en aldus de mogelijkheid dakopbouwen op te richten - voor deze woningen. Deze bouwhoogte is in het plan gehandhaafd.
In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 2] en anderen genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie. Het betoog faalt.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] en anderen ongegrond.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014
418-739.