201309198/1/R3.
Datum uitspraak: 14 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Bergen op Zoom,
en
de raad van de gemeente Bergen op Zoom,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Groenstrook Kijk in de Pot 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2014, waar [appellanten], van wie [appellant B], bijgestaan door mr. M.M.H. van Kuijk, en de raad, vertegenwoordigd door drs. G.C. Peters-Kosters, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in het gebruik van een deel van de gronden in het plangebied als overloopparkeerterrein met 125 parkeerplaatsen voor maximaal vijf maal drie dagen per jaar.
3. [appellanten], die wonen aan de [locatie], betogen dat er geen noodzaak bestaat voor het in het plan voorziene gebruik als parkeerterrein. De raad is op hun zienswijze op dit punt ten onrechte niet ingegaan in het bestreden besluit. [appellanten] voeren aan dat het gebruik als parkeerterrein aanvankelijk was beoogd voor een kiss- and ridestrook voor een basisschool, maar dat deze basisschool heeft aangegeven hiervan geen gebruik meer te willen maken. De raad heeft volgens hen geen andere motivering gegeven voor de noodzaak voor het gebruik als parkeerterrein. [appellanten] wijzen op een publicatie in de media waarin een wethouder stelt dat van vergelijkbare parkeerterreinen in Bergen op Zoom, de zogenoemde overloopparkeerterreinen, nog nooit gebruik is gemaakt.
4. Aan het plangebied is de bestemming "Groen" toegekend. Voorts is aan het plangebied grotendeels de aanduiding "evenemententerrein" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;
b. kunstobjecten;
c. ontsluitingspaden ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
d. speelvoorzieningen;
e. ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" een evenemententerrein zoals geregeld in artikel 3.3;
f. voet- en fietspaden;
met de daarbij behorende andere geluidafschermende voorzieningen, andere voorzieningen en bouwwerken.
Ingevolge lid 3.3, onder 3.3.1, is ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" het volgende toegestaan:
(…)
f. maximaal vijf maal drie dagen per jaar mag een gedeelte van het terrein zoals aangegeven op de in de bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen inrichtingenschets die deel uitmaakt van het bestemmingsplan tussen 11.00 en 21.00 uur als overloopparkeerterrein worden gebruikt voor maximaal 125 auto's.
4.1. Wat betreft de weerlegging door de raad in het bestreden besluit van de zienswijze van [appellanten] overweegt de Afdeling als volgt. In het bestreden besluit heeft de raad in reactie op de zienswijze van [appellanten] voor de noodzaak van het gebruik als parkeerterrein verwezen naar zijn reactie op een andere zienswijze op dit punt. [appellanten] hebben niet aangevoerd waarom die reactie ondeugdelijk zou zijn.
4.2. Gelet op artikel 3, lid 3.3, onder 3.3.1, aanhef en sub f, van de planregels en de bijbehorende inrichtingsschets mag een groot deel van het plangebied, behalve een strook aan de noordoostzijde, maximaal vijf maal drie dagen per jaar als overloopparkeerterrein worden gebruikt. De raad heeft in het verweerschrift ter onderbouwing van de noodzaak van het gebruik als parkeerterrein toegelicht dat hij zich bij de vaststelling van het plan heeft gebaseerd op de gemeentelijke Uitvoeringsnota Evenementenbeleid. Daarin staat dat de gemeente Bergen op Zoom zich wil onderscheiden als evenementvriendelijke gemeente en daarbij de kaders en infrastructuur biedt waardoor evenementen kunnen worden georganiseerd. Daarbij acht het gemeentebestuur het noodzakelijk om organisatoren, bezoekers en bewoners te faciliteren met onder meer voldoende parkeergelegenheid. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich voor de vaststelling van de gekozen bestemming en aanduiding niet in redelijkheid op dit beleid heeft kunnen baseren. Naar aanleiding van de door [appellanten] overgelegde publicatie heeft de raad ter zitting toegelicht dat het plan voor het eerst voorziet in het gebruik als overloopparkeerterrein voor een soort evenementen dat nog niet eerder is georganiseerd. De gronden in het plangebied zijn daarom niet eerder gebruikt als overloopparkeerterrein. Dit hebben [appellanten] niet weersproken. Met voornoemde publicatie met de beweerdelijke uitspraak van de wethouder hebben [appellanten] dan ook niet aannemelijk gemaakt dat binnen de planperiode geen gebruik zal worden gemaakt van het terrein als overloopparkeerterrein. Voorts stelt de raad zich in het verweerschrift op het standpunt dat de kiss- en ridestrook niet de enige aanleiding was voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad met het plan niet in redelijkheid heeft kunnen voorzien in een overloopparkeerterrein. Het betoog faalt.
5. [appellanten] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014
429-653.