ECLI:NL:RVS:2014:1770
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.D.M. van Diepenbeek
- M.J.M. Mathot
- Rechtspraak.nl
Bestemmingsplan Buitengebied Odoorn en geluidshinder
Op 14 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied Odoorn, reconstructie N34 Ees-Exloo". Dit bestemmingsplan werd op 17 oktober 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Borger-Odoorn. Tegen dit besluit heeft appellant, wonend te Ees, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 17 april 2014, waar de raad vertegenwoordigd was door H.G.J.C. Brink en het college van gedeputeerde staten van Drenthe door A. Mesken.
In de overwegingen van de uitspraak werd ingegaan op de akoestische gevolgen van het plan. Appellant stelde dat er geen geluidsberekeningen waren overgelegd, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij geen ontoelaatbare geluidbelasting zou ondervinden. De raad had echter akoestisch onderzoek laten uitvoeren door db/a Consultants v.o.f., waarvan de resultaten in een rapport waren neergelegd. Dit rapport toonde aan dat de geluidbelasting op de woning van appellant door de reconstructie van de N34 zou dalen, wat de raad in staat stelde om te concluderen dat het plan niet zou leiden tot onaanvaardbare geluidbelasting.
Daarnaast voerde appellant aan dat de aanrijtijd voor hulpdiensten zou toenemen door het plan. De raad had echter advies ingewonnen van de brandweer, die stelde dat de aanrijtijd binnen de vastgestelde norm bleef. Ook de politie bevestigde dat Ees binnen 7 minuten bereikbaar was vanuit de dichtstbijzijnde post. Appellant kon deze stellingen niet gemotiveerd weerleggen.
Tot slot betoogde appellant dat het plan niet tot een goede ruimtelijke ordening zou leiden vanwege onduidelijkheid over de bereikbaarheid van zijn percelen. De raad stelde echter dat de percelen als één agrarisch perceel door een pachter worden gebruikt en dat de ontsluiting via de Schaapstreek gewaarborgd blijft. De Afdeling oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.