201303214/1/A2.
Datum uitspraak: 21 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Densi Tech B.V., gevestigd te Enschede,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van 5 maart 2013 in zaak nr. 12/4773 in het geding tussen:
Densi Tech
en
de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2011 heeft de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken een verzoek van Densi Tech om wijziging van de subsidieverlening voor het project "FSC certified charcoal from invader bush in Namibia" (hierna: het project) afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (thans: de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; hierna: de minister) het door Densi Tech daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2013 heeft de rechtbank het door Densi Tech daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Densi Tech hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar Densi Tech, vertegenwoordigd door [directeur] van Densi Tech, bijgestaan door M. Hardeman, en de minister, vertegenwoordigd door mr. G. Burki, werkzaam bij het Agentschap NL van het ministerie van Economische Zaken, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 december 2009 heeft de minister aan Eko Blok BV ten behoeve van het project een subsidie verleend in het kader van het Private Sector Investeringsprogramma (hierna: PSI) tot een bedrag van € 694.650,00. Het project houdt in dat Eko Blok samen met de lokale partner in Namibië, Jumbo Charcoal (Pty) Ltd, een nieuw bedrijf opzet voor de productie van milieuvriendelijk, door de Forest Stewardship Council gecertificeerde, houtskool. Densi Tech is in dit besluit vermeld als derde partij bij het project.
Op 22 oktober 2010 is het faillissement van Eko Blok uitgesproken.
Bij e-mailbericht van 12 juli 2011 heeft Densi Tech gevraagd het project te mogen overnemen en verzocht de subsidieontvanger van het project te worden.
De minister heeft het verzoek van Densi Tech opgevat als een verzoek om wijziging van de bij besluit van 18 december 2009 verleende subsidie voor het project aan Eko Blok. Bij besluit van 29 juli 2011, gehandhaafd bij besluit van 24 januari 2012, heeft de minister dit verzoek afgewezen. Daaraan is, samengevat, ten grondslag gelegd dat Densi Tech niet als ‘doorstarter’ van Eko Blok kan worden aangemerkt.
2. Densi Tech betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de minister haar verzoek om wijziging van de subsidieontvanger ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert aan dat in het geval van Eko Blok sprake is van een doorstart door Densi Tech.
2.1. De beoordeling van de aanvragen om subsidie in het kader van het PSI gebeurde volgens een zogeheten tendersysteem. De staatssecretaris heeft de aanvraag van Eko Blok, tezamen met de overige tijdens het aanvraagtijdvak ingekomen aanvragen, na ommekomst van het aanvraagtijdvak tegelijkertijd onderworpen aan een kwalitatieve beoordeling.
In het besluit van 24 januari 2012 heeft de minister uiteengezet dat hij, gelet op deze beoordeling volgens een tendersysteem, het beleid voert dat significante wijzigingen na indiening van de aanvraag dan wel na subsidieverlening in beginsel niet worden toegestaan. Het beleid van de minister houdt verder in dat in uitzonderingssituaties de subsidieontvanger gewijzigd kan worden, namelijk:
(1) Als sprake is van een fusie, splitsing of doorstart van de subsidieontvanger;
(2) of als het project in een zeer vergevorderd stadium is, de reden voor de stagnatie niet te voorzien was en de gevolgen anders te onevenredig zijn. Indien volgens de minister een van deze uitzonderingssituaties zich voordoet, moet vervolgens worden bezien of de beoogde subsidieontvanger voldoet aan alle criteria van het PSI. Als het project forse vertraging heeft opgelopen, resteert tot slot de vraag of het nog wenselijk is het project voort te zetten.
2.2. Het geschil spitst zich in dit geval toe op de vraag of zich een doorstart van de subsidieontvanger zelf, Eko Blok, voordoet.
2.2.1. De minister heeft informatie ingewonnen bij de curator in het faillissement van Eko Blok. De curator heeft verklaard dat activa en deelnemingen van Eko Blok aan verschillende partijen zijn verkocht. De minister heeft zich, gelet op die informatie, op het standpunt mogen stellen dat niet is gebleken van een doorstart van Eko Blok. Dat Densi Tech, naar zij stelt, de deelneming van Eko Blok in Carbo Natal Productions SA Ltd heeft overgenomen, naast de handelsnaam van Eko Blok, doet daaraan niet af. Dit geldt evenzeer voor de gestelde omstandigheid dat de - voorgenomen - feitelijke uitvoering van het project door Eko Blok in handen was van ir. Brandt, directeur van Densi Tech.
Anders dan Densi Tech kennelijk veronderstelt, is op grond van het beleid van de minister vereist dat de activiteiten van de gefailleerde onderneming worden voortgezet - en niet alleen de activiteiten in verband met een specifiek project - om als ‘doorstarter’ te kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de minister het verzoek van Densi Tech om wijziging van de subsidieverlening voor het project in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
Het betoog faalt.
3. Nu de minister tot de conclusie heeft mogen komen dat niet gebleken is van een doorstart van Eko Blok, behoeft hetgeen Densi Tech heeft aangevoerd over de verdere beoordeling van haar verzoek door de minister geen bespreking meer, omdat dit niet kan leiden tot het door haar beoogde doel.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.M.A. Koster, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Koster
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014
710.