ECLI:NL:RVS:2014:1800

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
201307278/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Leemskuilen 21A te Bladel en geluidhinder

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 mei 2014 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Leemskuilen 21A te Bladel". Het plan, vastgesteld door de raad van de gemeente Bladel op 16 mei 2013, voorziet in de bouw van vrijstaande woningen binnen de bestemming "Wonen - 2". [appellant], wonend te Bladel, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat het besluit in strijd is met de Wet geluidhinder. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 17 april 2014, waarbij zowel [appellant] als de raad van de gemeente Bladel vertegenwoordigd waren. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling toetst of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling heeft overwogen dat het besluit van de raad niet in strijd is met artikel 110c van de Wet geluidhinder, omdat dit artikel niet van toepassing is op de vaststelling van een bestemmingsplan. Daarnaast heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de nieuwe woningen voor de bedrijfsvoering van [appellant]. De Afdeling heeft het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van de raad vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2". De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter in stand, omdat de raad de geluidstoets heeft overgelegd. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

201307278/1/R3.
Datum uitspraak: 21 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bladel,
en
de raad van de gemeente Bladel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2013, kenmerk R2013.025y, heeft raad het bestemmingsplan "Leemskuilen 21A te Bladel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum, werkzaam bij de gemeente, en ir. L.G.A.M. Joosten, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GeWe Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet binnen de bestemming "Wonen - 2" en de aanduiding "bouwvlak" op de hoek van Polekkers en Leemskuilen in de bouw van vrijstaande woningen.
3. [appellant] betoogt dat het besluit in strijd met artikel 110c, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) is vastgesteld en daarmee niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, omdat het voornemen tot het nemen van een besluit voor een hogere geluidbelasting ten behoeve van de in het plan voorziene woningen en daarmee ook het ontwerp van het te nemen besluit tot vaststelling van hogere waarden ten behoeve van dit plan niet tegelijkertijd met het ontwerpplan in procedure is gebracht.
3.1. Artikel 110c, eerste lid, van de Wgh bevat een procedureel vereiste dat betrekking heeft op de voorprocedure van de vaststelling van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting en niet op een bestemmingsplan, dat hier voorligt. Gelet hierop is artikel 110c, eerste lid, van de Wgh niet van toepassing en ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het aangevoerde op dit punt kan leiden tot een vernietiging van het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
3.2. Voor zover is betoogd dat ten onrechte geen besluit tot vaststelling hogere grenswaarden is vastgesteld, overweegt de Afdeling als volgt.
3.3. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
3.4. Zoals reeds eerder in de uitspraak van 13 juli 2011, in zaak nr. 201006731/1/M3, is overwogen, bevat afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wgh - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.
De regeling in artikel 83 van de Wgh voorziet erin dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.
Het belang van [appellant], die op het perceel [locatie 1] tegenover de voorziene woningen een categorie 2 bedrijf exploiteert, is er in gelegen om gevrijwaard te blijven van de toevoeging van de nieuwe woningen in de nabijheid van zijn bedrijfsperceel. Derhalve strekt de regeling in artikel 83 van de Wgh kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant]. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten beschouwing.
4. Op 3 april 2014 is het in opdracht van de raad door K&M Akoestisch adviseurs opgestelde akoestisch rapport "Geluidstoets Wro/Wabo [appellant]" (hierna: geluidstoets) van 10 februari 2014 als nader stuk ingediend door de raad. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij door de late indiening van dit rapport onvoldoende gelegenheid heeft gehad om daar adequaat op te reageren. Volgens hem dienen deze stukken wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te worden gelaten.
4.1. De geluidstoets is bij de Afdeling ingekomen op 4 april 2014. Het rapport is derhalve ingediend vóór aanvang van de tien dagentermijn zoals opgenomen in artikel 8:58, eerste lid, van de Awb. Er is, gelet op de inhoud van dit rapport, naar het oordeel van de Afdeling voldoende tijd geweest om hierop inhoudelijk te kunnen reageren. Ter zitting heeft [appellant] dit ook gedaan. Gelet hierop is er geen grond om de stukken buiten beschouwing te laten.
5. [appellant] betoogt dat de raad het plandeel met de bestemming "Wonen - 2", voor zover op de hoek van Polekkers en Leemskuilen nieuwe woningen zijn voorzien, ten onrechte heeft vastgesteld. Daartoe voert hij aan dat hij weliswaar door de bestaande burgerwoning op het perceel [locatie 2] aan de zuidzijde van zijn bedrijfsperceel reeds in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt, maar dat hij door de bouw van de nieuwe woningen aan de westzijde van zijn bedrijfsperceel verdergaand wordt beperkt. Voor de vaststelling van het plan is geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van zijn bedrijf voor het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners en is evenmin gebleken dat de belangen van [appellant] bij het besluit zijn betrokken.
5.1. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad bij het toestaan van de nieuwe woningen op een afstand van ongeveer 15 m van het bedrijf van [appellant] volgens de plantoelichting aansluiting gezocht bij de richtafstanden van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009. De raad heeft voor de vaststelling van het plan geen onderzoek verricht naar de gevolgen van het bedrijf voor het woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners en de gevolgen van deze woningen voor de bedrijfsvoering van [appellant]. Nu na de vaststelling van het plan alsnog in opdracht van de raad voornoemd onderzoek heeft plaatsgevonden en twee geluidrapporten zijn opgesteld, heeft de raad de motivering in de plantoelichting kennelijk niet toereikend geacht. Het betoog slaagt.
6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" op de hoek van Polekkers en Leemskuilen, in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
7. De Afdeling ziet aanleiding om nader te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in zoverre in stand kunnen worden gelaten. Aanleiding daarvoor is dat de raad de geluidstoets van 10 februari 2014 heeft overgelegd.
8. [appellant] voert aan dat de raad na de vaststelling van het plan twee geluidrapporten heeft laten opstellen die onderling tegenstrijdig zijn. In het meest recente rapport, de geluidstoets, is geen rekening gehouden met de geluidsbronnen op het nabij de nieuwe woningen gelegen voorterrein van het bedrijfsperceel, waar laad- en losactiviteiten plaatsvinden en als gevolg waarvan de toekomstige bewoners van de nieuwe woningen overlast kunnen ondervinden. Volgens hem had de raad dit aspect in het kader van de aanvullende werking van een goede ruimtelijke ordening moeten betrekken.
8.1. De raad stelt zich onder verwijzing naar de conclusie uit de geluidstoets op het standpunt dat [appellant] door de bouw van de woningen niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt en dat ter plaatse van de nieuwe woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig zal zijn.
8.2. Artikel 2.17, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer bevat een grenswaarde van 75 dB(A) voor het maximale geluidniveau op de gevel van gevoelige gebouwen op een bedrijventerrein in de dagperiode. Uit het derde lid, aanhef en onder b, volgt dat deze grenswaarde niet van toepassing is op laad- en losactiviteiten.
8.3. Niet in geschil is dat het bedrijf van [appellant] onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer valt en dat de bestaande woning aan de [locatie 2] de maatgevende woning is. Uit het verhandelde ter zitting is de Afdeling gebleken dat in de geluidstoets, het rapport waarop de raad zich thans beroept, onderzoek is gedaan naar de maximale planologische mogelijkheden van het bedrijf van [appellant], waarbij de geluidsbronnen zo zijn gesitueerd, dat ze bij deze maatgevende woning een zo hoog mogelijke geluidbelasting veroorzaken. Op basis van deze uitgangspunten is vastgesteld dat de dichtstbijzijnde nieuwe woning aan de Leemskuilen 21a geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van [appellant]. In dit kader is van belang dat, anders dan [appellant] stelt, tevens onderzoek is gedaan naar de meest belastende situatie voor deze nieuwe woning, waarbij rekening is gehouden met laad- en losactiviteiten op het aan de zijde van deze woning gelegen voorterrein van het bedrijfsperceel. Uit de berekeningsresultaten van dit worst-case scenario volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de woning aan de Leemskuilen 21a van 51 dB(A) in de dagperiode gelijk is aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de bestaande woning aan de [locatie 2] en waarmee wordt voldaan aan de grenswaarde van 55 dB(A) die in het Activiteitenbesluit milieubeheer is opgenomen. Hoewel het maximale geluidniveau van 75 dB(A) op grond van artikel 2.17, derde lid, onder b, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is op de laad- en losactiviteiten, dient de raad hiermee wel rekening te houden in het onderzoek of ter plaatse van de nieuwe woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is. De raad heeft het maximale geluidniveau in de dagperiode in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel onderzocht. Gelet op het berekende maximale geluidniveau van 76 dB(A) veroorzaakt door het laden en lossen in de dagperiode ter plaatse van de woning aan de Leemskuilen 21a en daarmee een geringe overschrijding van - indien die van toepassing zou zijn - de norm uit het Activiteitenbesluit milieubeheer van 1 dB(A), heeft de raad in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de laad- en losactiviteiten in de dagperiode ter plaatse van de nieuwe woningen niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het betoog faalt.
8.4. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in zoverre in stand blijven.
9. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond niet slaagt, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb van toepassing is.
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bladel van 16 mei 2013, kenmerk R2013.025y, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Leemskuilen 21A te Bladel", voor zover dit betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" op de hoek van Polekkers en Leemskuilen;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Bladel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Bladel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Bongertman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014
709.