201307141/1/A1.
Datum uitspraak: 21 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Dordrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2013 in zaak nr. 12/1377 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2012 heeft het college de aanvraag om omgevingsvergunning ten behoeve van het splitsen van twee bovenwoningen in drie bovenwoningen op het perceel [locatie] te Dordrecht (hierna: het perceel) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 8 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2014, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door E.A. van Dommelen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn.
Ingevolge het vierde lid wordt een besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Ingevolge artikel 4.20b, eerste lid, is, indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover thans van belang, beslist het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat vergunning van rechtswege is verleend, omdat het college niet binnen de beslistermijn op zijn aanvraag heeft beslist. Hij voert in dit verband aan dat het college eerst op 2 mei 2012 aan hem kenbaar heeft gemaakt dat hij zijn aanvraag diende aan te vullen. [appellant] voert verder aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte de brief van 1 mei 2012 aan P. Muller heeft uitgereikt, nu hij door hem niet is gemachtigd.
2.1. Vast staat dat de aanvraag om omgevingsvergunning op 6 maart 2012 is ontvangen. Het college diende binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, op uiterlijk 1 mei 2012, op de aanvraag te beslissen. Het besluit van 1 mei 2012, waarin het college heeft besloten tot verlenging van de beslistermijn op de aanvraag met zes weken en waarin [appellant] tevens de gelegenheid wordt geboden zijn aanvraag binnen vier weken aan te vullen, is door het college op die datum uitgereikt aan Muller.
2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college het besluit om de beslistermijn te verlengen op juiste wijze heeft bekendgemaakt door het besluit van 1 mei 2012 aan Muller te overhandigen. Hiertoe heeft zij terecht overwogen dat Muller voor de behandeling van de aanvraag als gemachtigde van [appellant], als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, van de Awb, was aan te merken, nu in de aanvraag onder het kopje "Gemachtigde bedrijf" Muller Ontwerp & Advies BV en als contactpersoon P. Muller is vermeld. De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat het beginsel van zorgvuldige voorbereiding met zich brengt dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met de belanghebbende in beginsel via de gemachtigde verloopt, zoals de Afdeling onder meer bij uitspraak van 16 oktober 2013 in zaak nr. 201208972/1/A2 (www.raadvanstate.nl), heeft overwogen. Dat betekent dat het college was gehouden het besluit van 1 mei 2012 aan Muller te overhandigen en niet aan [appellant]. Dat [appellant] aan het college nimmer een getekende verklaring heeft overgelegd die bevestigt dat Muller zijn gemachtigde is, leidt gezien het vorenstaande niet tot het oordeel dat het college ten onrechte Muller als gemachtigde heeft aangemerkt.
Nu het college het besluit om de beslistermijn te verlengen op juiste wijze en binnen de beslistermijn van acht weken, op 1 mei 2012, heeft bekendgemaakt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat geen omgevingsvergunning van rechtswege is verleend. In het door [appellant] gestelde dat het college hem ten onrechte eerst op 2 mei 2012 per fax op de hoogte heeft gesteld van voormeld besluit, ziet de Afdeling, wat er ook van zij, geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat het college aan de gemachtigde van [appellant] het besluit op de juiste wijze en binnen de beslistermijn heeft bekendgemaakt.
Nu [appellant] niet binnen vier weken de aanvraag heeft aangevuld, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014
374-789.