201307876/1/A2.
Datum uitspraak: 21 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2013 in zaak nr. 12/11626 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Raad voor Rechtsbijstand (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2012 heeft de raad de namens [appellant] ingediende aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 7 november 2012 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.C.J. Smallenbroek, advocaat te Leiderdorp, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand wordt rechtsbijstand niet verleend indien de daartoe strekkende aanvraag kennelijk van elke grond is ontbloot.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder d, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt) wordt rechtsbijstand als zijnde van elke grond ontbloot niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een vordering of verweer waarover reeds eerder door meer dan één rechtsbijstandverlener een advies is gegeven.
2. Smallenbroek heeft op 1 juni 2012 namens [appellant] een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ingediend en toegelicht dat hij cassatieberoep bij de Hoge Raad wenst in te stellen tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2012.
Bij besluit van 7 november 2012 heeft de raad de afwijzing van de aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand gehandhaafd en daaraan een advies van de Commissie voor bezwaar van de raad van 2 november 2012 ten grondslag gelegd. De commissie heeft in dat advies opgemerkt dat reeds eerder twee toevoegingen zijn verleend op naam van mr. S. Kousedghi en mr. R.A.A. Duk voor een advies over het cassatieberoep en het geven van een 'second opinion'. Beiden hebben negatief geadviseerd over het cassatieberoep.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad terecht geen toevoeging voor rechtsbijstand heeft verleend. Hiertoe voert [appellant] aan dat uit de uitvoeringspraktijk van de raad blijkt dat een tweede toevoeging altijd wordt verleend indien de rechtsbijstandverlener die een 'second opinion' geeft ook daadwerkelijk cassatieberoep instelt. Uit het beleid blijkt echter niet dat zodanige toevoeging ook wordt verleend, ingeval uitsluitend een 'second opinion' wordt gevraagd. Voor zover de raad dit wel als regel hanteert, komt volgens [appellant] de vraag op of de raad gehouden is ook deze derde toevoeging te verlenen. In dit verband licht [appellant] toe waarom een arrest van de Hoge Raad in zijn geval van belang is.
3.1. Daargelaten dat [appellant] de door hem gestelde uitvoeringspraktijk van de raad niet nader heeft gestaafd, moet vooropgesteld worden dat de eerder aan mr. R.A.A. Duk verleende toevoeging voor het geven van een 'second opinion' in rechte vaststaat. Van de juistheid van die verlening moet in dit geding worden uitgegaan. Nu mr. S. Kousedghi en mr. R.A.A. Duk onafhankelijk van elkaar over het instellen van een cassatieberoep bij de Hoge Raad negatief hebben geadviseerd, was de raad, gelet op artikel 3, aanhef en onder d, van het Brt, niet gehouden om deze derde toevoeging voor rechtsbijstand te verlenen. De rechtbank is terecht tot de bestreden overweging gekomen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. De Heer
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2014
636.