ECLI:NL:RVS:2014:1908

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
201307465/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • A. Hammerstein
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek betreffende heg op perceel in Wapse

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten [appellant A] en [appellant B] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die hun beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Westerveld ongegrond heeft verklaard. Het verzoek om handhaving betreft een heg op het perceel [locatie A] te Wapse, die volgens appellanten het zicht op de Ten Darperweg belemmert en daardoor gevaar voor het wegverkeer oplevert. De rechtbank oordeelde dat de heg geen belemmering vormt voor het vrije uitzicht en dat er geen gevaar voor het wegverkeer ontstaat. Dit oordeel is gebaseerd op foto's en registraties van de wijkagent, waaruit blijkt dat er in de periode van 2006 tot 2013 geen aanrijdingen hebben plaatsgevonden ter hoogte van de betrokken percelen.

Tijdens de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 mei 2014, hebben appellanten hun standpunt toegelicht, bijgestaan door hun advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. Derde belanghebbenden hebben ook een schriftelijke uiteenzetting ingediend. De Afdeling heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de heg geen verboden situatie oplevert volgens artikel 2.15 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westerveld. De Afdeling heeft de argumenten van appellanten, dat de rechtbank de maximumsnelheid en de hoogte van de heg niet heeft benoemd, verworpen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201307465/1/A3.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Wapse, gemeente Westerveld,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 9 juli 2013 in zaak nr. 13/181 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westerveld.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juli 2012 heeft het college, voor zover thans van belang, een verzoek van [appellant A] en [appellant B] om handhavend op te treden tegen een heg op het perceel [locatie A] te Wapse, gemeente Westerveld, (hierna: de heg) afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2013 heeft het college het daartegen door [appellant A] en [appellant B] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juli 2013 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant A] en [appellant B] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[derdebelanghebbende A] en [derdebelanghebbende B] hebben als derdebelanghebbenden een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2014, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.I.M. Dekker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [derdebelanghebbende A] en [derdebelanghebbende B], bijgestaan door mr. P. van Rossum, advocaat te Emmen, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.15 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westerveld (hierna: de APV) is het verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
2. De rechtbank heeft overwogen dat uit de foto's die partijen in beroep over hebben gelegd weliswaar blijkt dat het voor [appellant A] en [appellant B] wegens de heg lastig is om, ingeval zij hun perceel [locatie B] via hun oprit (hierna: de oprit) verlaten, goed zicht op de Ten Darperweg te krijgen, maar dat niet is gebleken dat de heg het wegverkeer het vrije uitzicht belemmert of dat er op andere wijze hinder of gevaar voor het wegverkeer ontstaat. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat het college contact met de wijkagent heeft opgenomen en dat uit diens registraties (hierna: de registraties) inderdaad blijkt dat het lastig is om vanaf de oprit goed zicht op de Ten Darperweg te krijgen, maar dat daaruit niet blijkt dat daardoor gevaar bestaat voor, of schrikreacties ontstaan bij, het wegverkeer op de Ten Darperweg. Dat het college de registraties, wegens de vertrouwelijkheid ervan, niet bij het dossier heeft gevoegd, laat, aldus de rechtbank, onverlet dat geen aanleiding bestaat om aan de juistheid ervan te twijfelen, omdat uit een e-mailbericht van de politie Drenthe van 9 april 2013 blijkt dat in de periode 2006 tot 8 april 2013 geen aanrijdingen hebben plaatsgevonden ter hoogte van, of tussen, de percelen [locaties C] die ter kennis van de politie zijn gekomen.
3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het wegverkeer op de Ten Darperweg wegens de heg geen redelijk zicht heeft op auto's die hun perceel via de oprit verlaten, waardoor hinder of gevaar ontstaat. Hiertoe voeren zij aan dat de rechtbank de maximumsnelheid van 80 km/u op de Ten Darperweg en de hoogte van de heg ten onrechte niet heeft benoemd.
3.1. Blijkens voormelde foto's, alsmede blijkens de door partijen ter zitting bij de Afdeling getoonde foto's, vormt de heg voor het wegverkeer geen belemmering voor het vrije uitzicht op de weg. Uit deze foto's blijkt tevens dat een auto die op het punt staat het perceel van [appellant A] en [appellant B] via de oprit te verlaten goed zichtbaar is voor het wegverkeer. Weliswaar beperkt de heg, gezien de hoogte ervan, het zicht vanaf de oprit op de Ten Darperweg, maar deze beperking is, gezien de ligging van de heg en de oprit ten opzichte van elkaar onderscheidenlijk de Ten Darperweg, zoals zichtbaar op deze foto's, en rekening houdend met de op de Ten Darperweg geldende maximumsnelheid, niet dusdanig dat aannemelijk is dat voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat, indien een auto het perceel van [appellant A] en [appellant B] via de oprit verlaat. Bij dit oordeel heeft de Afdeling voormeld e-mailbericht van 9 april 2013 betrokken. De rechtbank heeft in zoverre terecht geoordeeld dat zich geen ingevolge artikel 2.15 van de APV verboden situatie voordoet.
Het betoog faalt.
4. [appellant A] en [appellant B] betogen voorts dat zij ten onrechte geen kennis hebben kunnen nemen van de registraties, zodat de rechtbank de registraties ten onrechte bij haar beoordeling van het beroep heeft betrokken, dan wel had moeten motiveren waarom [appellant A] en [appellant B] daarvan geen kennis hebben mogen nemen.
4.1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak over de registraties vermeld wat het college, volgens diens verweerschrift in beroep, uit de registraties is gebleken. De rechtbank heeft de registraties niet ingezien. Nu [appellant A] en [appellant B] in hun hogerberoepschrift de overweging van de rechtbank dat uit de foto's die partijen in beroep over hebben gelegd blijkt dat het lastig is om vanaf de oprit goed zicht op de Ten Darperweg te krijgen noch de juistheid van de in de aangevallen uitspraak vermelde inhoud van voormeld e-mailbericht van 9 april 2013 hebben bestreden, heeft de rechtbank niet ten onrechte geen aanleiding gezien om aan de juistheid van de in de aangevallen uitspraak vermelde opmerkingen over de registraties te twijfelen. Gelet hierop heeft de rechtbank deze opmerkingen, in weerwil van de omstandigheid dat zij noch [appellant A] en [appellant B] de registraties hebben ingezien, niet ten onrechte bij haar beoordeling van het beroep in aanmerking genomen.
Dit betoog faalt eveneens.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Robben
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
610.