ECLI:NL:RVS:2014:1934

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
201308462/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Boxmeer Centrum met betrekking tot woningbouw op perceel nr. 7169

Op 28 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen een appellant, wonend te Boxmeer, en de raad van de gemeente Boxmeer. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 27 juni 2013, waarbij het bestemmingsplan "Boxmeer Centrum" is vastgesteld. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de bestemming "Gemengd" voor zijn perceel, kadastraal bekend als gemeente Boxmeer, sectie D, nr. 7169, omdat hij meent dat het niet toestaan van woningbouw in strijd is met het conserverende karakter van het plan en met het rijks- en provinciaal beleid. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat woningbouw op het perceel mogelijk is, maar dat hiervoor een aparte bestemmingsplanprocedure moet worden gevolgd. De Afdeling heeft overwogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bouwmogelijkheden voor woningbouw uit het vorige plan niet konden worden opgenomen in het nieuwe plan. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken het besluit te herstellen door de woningbouw op het perceel te toetsen aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en de planregeling toereikend te motiveren of te wijzigen. De einduitspraak zal later volgen, waarin ook de proceskosten en vergoeding van het griffierecht aan de orde komen.

Uitspraak

201308462/1/R3.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Boxmeer,
en
de raad van de gemeente Boxmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013, kenmerk R-VER/2013/3672 / RIS 2013-248, heeft de raad het bestemmingsplan "Boxmeer Centrum" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.J.M. van Woerkom, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Pijpers en T.J.M. Franssen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] heeft ter zitting zijn beroepsgronden over het plandeel met de bestemming "Centrum - 2" voor zijn perceel [locatie] en over het ontbreken van de mogelijkheid voor detailhandel op het perceel kadastraal bekend gemeente Boxmeer, sectie D, nr. 7169, (hierna: het perceel nr. 7169) ingetrokken.
4. [appellant], die het perceel nr. 7169 in eigendom heeft, komt in beroep tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Gemengd" voor dit perceel. Het is volgens [appellant] ten onrechte niet toegestaan om ter plaatse woningen te realiseren. Dit is volgens hem in strijd met het conserverende karakter van het plan, nu deze mogelijkheden in het vorige plan nog wel waren toegestaan. Voorts is het niet meer toestaan van woningbouw volgens hem in strijd met het rijksbeleid en het provinciale beleid. In het kader van het daarin voorgeschreven zorgvuldig gebruik van ruimte dient namelijk te worden gekeken naar mogelijkheden voor intensivering op of hergebruik binnen bestaand bebouwd gebied. Voorts is het niet toestaan van woningbouw ter plaatse in strijd met het uitgangspunt bij het bestemmingsplan dat een aanzienlijk aantal woningen moet worden gerealiseerd. Het bestreden besluit is volgens [appellant] in zoverre genomen in strijd met de rechtszekerheid, omdat bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zonder nadere afweging zijn wegbestemd en geen sprake is van nieuwe inzichten dat de oude bestemming niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het perceel nr. 7169 eventueel voor woningbouw in aanmerking kan komen. Voor een dergelijk project zal volgens de raad echter een aparte bestemmingsplanprocedure moeten worden gevolgd. De raad stelt dat aan het perceel nr. 7169 geen aanduiding "bouwaanduiding - hoofdgebouw" is toegekend, omdat [appellant] geen concrete plannen had voor woningbouw en geen onderzoek is verricht naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, flora en fauna, verkeer en parkeren, externe veiligheid. Voorts is niet duidelijk op welke wijze de door [appellant] gewenste woningbouw past in het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
4.2. Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder a, sub 3, en onder b, sub 1, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden zowel in de eerste als de bovengelegen bouwlaag van de gebouwen bestemd voor woningen.
Ingevolge lid 9.2, onder 9.2.1, aanhef en sub b, geldt voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw".
4.3. Niet in geschil is dat in het vorige bestemmingsplan "Kom Boxmeer" op het perceel nr. 7169 het bouwen van hoofdgebouwen, voor onder meer woningen, was toegestaan. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dit geval evenwel niet inzichtelijk gemaakt dat de planologische inzichten met betrekking tot het gebruik ter plaatse van voormelde gebouwen zijn gewijzigd ten opzichte van het vorige plan. Voor zover de raad zich in het verweerschrift op het standpunt stelt dat geen onderzoek is verricht naar de planologisch relevante aspecten, zoals woningbehoefte, bodem, flora en fauna, verkeer en parkeren en externe veiligheid, oordeelt de Afdeling dat de raad, gelet op de omstandigheid dat in het vorige plan reeds een woonbestemming was toegekend, ten onrechte niet heeft gemotiveerd dat deze onderzoeken noodzakelijk zijn. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom de bouwmogelijkheden voor woningbouw uit het vorige plan in dit plan niet konden worden opgenomen. Het betoog slaagt.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Gemengd" voor het perceel nr. 7169 is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe alsnog de planregeling voor het plandeel met de bestemming "Gemengd" voor het perceel nr. 7169 toereikend te motiveren, dan wel de planregeling voor deze gronden gewijzigd vast te stellen.
6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Boxmeer op om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 27 juni 2013, kenmerk R-VER/2013/3672 / RIS 2013-248, te herstellen door woningbouw op het perceel kadastraal bekend gemeente Boxmeer, sectie D, nr. 7169 te toetsen aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en met inachtneming van de uitkomst hiervan de planregeling voor dit perceel alsnog toereikend te motiveren, dan wel de planregeling voor deze gronden gewijzigd vast te stellen;
- de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
429-653.