201310238/1/R1.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te St. Odiliënberg, gemeente Roerdalen,
en
de raad van de gemeente Roerdalen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad van de gemeente Roerdalen heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. Martens, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Eussen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. De raad betoogt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is. Hiertoe voert de raad aan dat het beroep primair is gericht tegen de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardenbak" en de woning van [appellant] circa 45 m van deze aanduiding gelegen is en er vanuit de woning geen direct zicht bestaat op het bestreden plandeel.
1.1. [appellant] woont op ongeveer 45 m van het door hem bestreden plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1" en de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardenbak". Mede gelet op de aard van de ruimtelijke ontwikkelingen die op dit plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling niet te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. De conclusie is dat [appellant] belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
Inhoudelijk
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1" en de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardenbak". Hij voert aan dat de raad ten onrechte heeft nagelaten om te onderzoeken of een paardenbak op ongeveer 45 m van zijn woning ruimtelijk aanvaardbaar is, omdat dit zal leiden tot geuroverlast. Voorts voert [appellant] aan dat ten onrechte niet verankerd is in de planregels dat slechts hobbymatig paarden mogen worden gehouden. Voorts voert hij aan dat de raad de mogelijkheid van een mestopslag in de planregels geheel had moeten uitsluiten.
3.1. De raad betoogt dat het plan niet in de mogelijkheid voorziet om dieren bedrijfsmatig in een inrichting te houden. Voorts voert de raad aan dat met het plan geen mestopslag mogelijk gemaakt wordt.
3.2. Het plan voorziet in de omvorming van een agrarisch bedrijf naar een woonfunctie, met aangrenzend een paardenbak. Daartoe is de bestemming "Wonen - Buitengebied" opgenomen met een bouwvlak. Daaraan grenzend liggen gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1". Aan een gedeelte van deze gronden is de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardenbak" toegekend. Op deze gronden is niet voorzien in een bouwvlak. [appellant] woont tegenover het plangebied.
Ingevolge artikel 1, lid 1.6, van de planregels is een agrarisch bedrijf een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, zijn de voor "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1" aangewezen gronden bestemd voor:
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1, lid 1.6, onder a, met de daarbij behorende:
b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo’s, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, paarden uitloop […]
Ingevolge lid 3.2 mag op deze gronden worden gebouwd:
a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming;
Ingevolge lid 3.3 gelden voor het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken de volgende regels:
b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
c. een paardenbak of paarden uitloop of paddock is alleen buiten het bouwvlak toegestaan binnen de hiervoor opgenomen aanduiding.
3.3. Niet is uitgesloten dat een paardenbak enige geurhinder met zich brengt. Gebleken is dat de paardenbak in een landelijke omgeving en op een afstand van ongeveer 45 m van de woning van [appellant] is gelegen. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels is op gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1" slechts de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1, lid 1.6, onder a mogelijk. Hieruit volgt dat slechts een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf ter plaatse is toegestaan en dat het bedrijfsmatig houden van dieren op het perceel niet is toegestaan. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat in de regels het maximum aantal hobbymatig te houden paarden moet worden opgenomen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad de te verwachten geurhinder zo beperkt mogen achten dat verder onderzoek niet geboden was. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een mestopslag, anders dan [appellant] veronderstelt, ter plaatse niet is toegestaan, nu op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1" slechts bouwwerken mogen worden geplaatst binnen een bouwvlak en buitenopslag niet is toegestaan buiten een bouwvlak, terwijl een bouwvlak op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1" niet aanwezig is.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
410-812.